4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, worden de verweren van de verdediging ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Exclu-data verworpen. De rechtbank acht het bewijs rechtmatig verkregen en er bestaat dan ook geen belemmering om dit voor het bewijs te gebruiken.
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 1] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 1] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 2] , de zoon van [medeverdachte 1] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact hadden met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [verdachte] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 3] ( [nickname 3] ) en dat via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 15] ( [nickname 15] )
[nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] )
[nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 18] ( [nickname 18] )
[nummer 19] ( [nickname 19] )
[nummer 20] ( [nickname 20] )
[nummer 21] ( [nickname 21] )
[nummer 22] ( [nickname 22] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
- [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-account [nummer 3] ( [nickname 3] ), [nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
- [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ), [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
- [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
- [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
- [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] );
- [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] );
- [medeverdachte 7] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 20] ( [nickname 20] );
- [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 22] );
- [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 21] ) en [nummer 19] ( [nickname 19] );
- [verdachte] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 18] );
- [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 26] );
- [medeverdachte 8] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 12] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTCtijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte (hierna ook [verdachte] genoemd) verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van € 1.000.000,-. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen aan het witwassen van dit geldbedrag schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van (gewoonte)witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
- verdachte het tenlastegelegde bedrag heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
- dit bedrag van misdrijf afkomstig was, en
- verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag van misdrijf afkomstig was, en
- verdachte daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten en
- van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedragingen
Over het in de tenlastelegging genoemde bedrag is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende gebleken. Op 29 januari 2023 bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het afgeven van geld bij een man van ‘ [nickname 23] ’. Volgens [medeverdachte 2] wil de man van ‘ [nickname 23] ’ dit diezelfde dag, maar [medeverdachte 1] bepaalt dat dit de volgende dag kan en geeft hiervoor nog enkele instructies. [medeverdachte 2] schakelt voor de afgifte [medeverdachte 5] en [verdachte] in. [medeverdachte 5] gebruikt hiervoor de bus van [medeverdachte 3] . [verdachte] gebruikt een bedrijfsauto die op naam staat van [bedrijf 1] , een bedrijf van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 8] moet van [medeverdachte 2] de volgende ochtend in totaal drie vuilniszakken waar 400, 300 en 300 op vermeld staat, brengen. In deze vuilniszakken zat, zo concludeert de rechtbank uit de bewijsmiddelen, in totaal € 1.000.000,-. [medeverdachte 8] brengt dit vervolgens op 30 januari 2023 rond half acht ’s ochtends naar de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Rond elf uur die ochtend zorgen [medeverdachte 5] en [verdachte] ervoor dat dit geld bij een bedrijfsloods in Diemen wordt afgegeven. [medeverdachte 5] rijdt met het geld en [verdachte] controleert de weg op ‘petten’ en kijkt of het rustig is bij de loods. Wanneer het geld is afgegeven, licht [medeverdachte 5] [medeverdachte 2] hierover in. Door de politie wordt gezien dat dit geld kennelijk wordt verplaatst naar Amsterdam alwaar vervolgens een inval wordt gedaan waarbij de overgedragen € 1.000.000,- wordt aangetroffen. Naar aanleiding hiervan wordt [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] nog gevraagd zijn bus te controleren op trackers waarop [medeverdachte 3] later aan hem laat weten dat hij niets heeft gevonden.
Hieruit volgt dat verdachte samen met zijn medeverdachten het geldbedrag voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan het geldbedrag afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Van misdrijf afkomstig
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor het geldbedrag een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat diverse zogenoemde witwastypologieën (algemene ervaringsregels die een aanwijzing vormen dat mogelijk sprake is van witwassen) zich in deze zaak voordoen. Het gaat immers om een groot contant geldbedrag wat de verdachten voorhanden hebben gehad en hebben overgedragen. Verder is gebleken dat de geldbedragen werden vervoerd en overgedragen op een wijze die niet gebruikelijk is in het economisch verkeer. Het geldbedrag is in verhuisdozen met een bus vervoerd naar Diemen en afgegeven bij een bedrijfsloods. Dit is voor zulke grote geldbedragen niet gangbaar vanwege de aanzienlijke veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan. De communicatie over de overdracht vond plaats met gebruik van schuilnamen via Exclu-berichten waarbij gebruik werd gemaakt van een wachtwoord. Er werd – zoals bij ondergronds bankieren gebruikelijk is – bij de overdracht ook een zogenoemd token (een bankbiljet van kleine valuta) als betalingsbewijs gebruikt. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van voornoemde geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie ook geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Nu verder ook niet is gebleken dat verdachte of zijn mededaders beroepshalve over zulke grote contante bedragen beschikten, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de dozen en de inhoud daarvan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de Exclu-berichten volgt namelijk dat [medeverdachte 2] op 29 januari 2023 tegen [medeverdachte 5] zegt dat hij de volgende dag samen met [verdachte] papieren moet afleveren. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen dat er over geld wordt gesproken, maar ook dat [verdachte] hiervan kennelijk op de hoogte is of daarvan in ieder geval op korte termijn op de hoogte zal worden gesteld. Gelet op de hoogte van het bedrag en de daarmee gepaard gaande risico’s is het naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaannemelijk verdachte als beveiliger hiervan niet op de hoogte zou zijn gesteld. Gezien de omstandigheden waaronder het geld werd vervoerd en overgedragen, het feit dat dit in versluierd taalgebruik via een Exclu-applicatie werd gesproken, moet verdachte hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte dit geldbedrag in vereniging heeft witgewassen.
Bewijsminimum
De rechtbank volgt de verdediging evenmin in het gevoerde verweer dat het bewijs voor dit feit slechts op één bron berust, namelijk de Exclu-berichten.
Het is weliswaar juist dat de berichten allemaal afkomstig zijn uit de ontsleuteling van de Exclu-applicatie, maar de rechtbank is van oordeel dat de berichten die ten grondslag worden gelegd aan de verdenking meerdere bewijsmiddelen opleveren. Zo gaat het om verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers, maar ook van andere Exclu-gebruikers met elkaar. Daarnaast is er ook een groepsgesprek met verschillende Exclu-gebruikers waaraan ook verdachte deelneemt. In al deze gesprekken zijn niet alleen de berichten van verdachte te lezen maar ook die van de andere deelnemers. Het gaat daarbij dus om meerdere gesprekken op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat met deze verschillende gesprekken op zichzelf al sprake is van meerdere bewijsmiddelen en bronnen. Daarnaast bevat het dossier ook andere, deze berichten ondersteunende bewijsmiddelen waarvan gebruik is gemaakt. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen en is voldaan aan het bewijsminimum.
Gewoontewitwassen
Gelet op het feit dat er sprake is van het éénmaal witwassen van een (groot) geldbedrag, kan naar het oordeel van de rechtbank gewoontewitwassen niet worden bewezen. Van dit onderdeel spreekt zij [verdachte] daarom vrij.
Gelet op de samenhang tussen dit feit en feit 2 zal de rechtbank het medeplegen voor beide feiten samen bespreken, na de overwegingen over feit 2.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 425 en 525 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aankoop van ketamine
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 7] met zijn bedrijf [bedrijf 2] grote hoeveelheden ketamine heeft aangekocht bij de Duitse bedrijven [bedrijf 3] GmbH (hierna: [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Daarbij gaat het onder meer om leveringen van [bedrijf 3] van 300 en 600 kg in december 2022. Bij [bedrijf 4] gaat het onder meer om een aankoop van 2000 kg ketamine, in vier delen in januari 2023 geleverd, driemaal 525 kg en eenmaal 425 kg. Die ketamine is ook bij die bedrijven in Duitsland in Marl ( [bedrijf 3] ) en Norderstedt ( [bedrijf 4] ) opgehaald.
De transporten op 25 januari 2023 (425 kg) en 27 januari 2023 (525 kg)
Uit de bewijsmiddelen blijkt over deze transporten het volgende. [medeverdachte 7] bericht op 20 januari 2023 dat op dinsdag 475 opgehaald kan worden. Op 23 januari 2023 laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] weten dat zij de volgende dag 425 kg ketamine in Duitsland kunnen ophalen en dat het de volgende dan 525 kg wordt. [medeverdachte 7] is degene die hierover contact heeft met het bedrijf [bedrijf 4] waar de ketamine wordt opgehaald en levert hiervoor een laaddocument aan. Op verzoek van [medeverdachte 2] wordt de ophaaldatum voor de 425 kg verschoven naar een dag later. [medeverdachte 2] regelt vervolgens het transport en stemt weer samen met [medeverdachte 10] de werkwijze bij het transport af. Bij het transport zijn onder meer [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [verdachte] en [medeverdachte 3] betrokken. [medeverdachte 2] geeft uiteindelijk in de groepschat met [medeverdachte 10] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] en [verdachte] door wie wat doet en in welke samenstellingen er wordt gereden. Verder houdt hij [medeverdachte 1] op de hoogte van het transport. Voor het transport van de ketamine wordt de bakwagen van [medeverdachte 3] gebruikt. [medeverdachte 3] heeft op verzoek van [medeverdachte 2] de bakwagen volgetankt. Verder heeft hij op verzoek van [medeverdachte 2] gezorgd voor pallets in de bakwagen en voor een CMR oftewel een internationale vrachtbrief voor het ophalen van de 425 kilogram ketamine bij [bedrijf 4] . Hiervoor moeten dezelfde gegevens als de vorige keer worden gebruikt, maar dan met 425 kilogram. Daarover blijkt uit de Exclu-berichten dat op 15 januari 2023 door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] de gegevens van [bedrijf 4] zijn gestuurd en dat er bij productgegevens moest worden gezet ‘Ketamine HCL BP’. De bakwagen wordt door [verdachte] op 24 januari 2023 naar de grens gereden waarvoor de exacte plaats door [medeverdachte 10] is bepaald. [verdachte] rijdt vervolgens vanaf daar met [medeverdachte 5] mee naar een hotel. De volgende dag houdt [medeverdachte 10] [medeverdachte 2] op de hoogte over het verloop van het laden van de ketamine. [medeverdachte 9] heeft de opdracht gekregen om op 25 januari 2023 om 10.00 uur in Osnabrück te zijn zodat hij tijdens het transport in Duitsland naar de grens vooruit kan rijden om de weg te controleren op politie en/of marechaussee. Bij de grens wordt de ketamine overgeladen in de bakwagen van [medeverdachte 3] . Vanaf de grens rijdt [medeverdachte 11] met het transport mee om de weg te controleren. [medeverdachte 3] rijdt het laatste stukje met de bakwagen naar de eindbestemming op zijn terrein en laat om 21:17:54 UTC aan [medeverdachte 2] weten dat de ketamine veilig is aangekomen.
Op 26 januari 2023 laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] weten dat er de volgende dag geladen kan worden om 12.00 uur en dat hij de documenten doorstuurt zodra hij deze binnen heeft. [medeverdachte 2] laat dit direct weten aan [medeverdachte 1] . Bij dit transport zijn wederom [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [verdachte] en [medeverdachte 3] betrokken. [medeverdachte 10] geeft op 26 januari 2023 in de groepschat met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] en [verdachte] door dat er de volgende dag om 12.00 uur weer wordt opgehaald. Uit diezelfde groepschat blijkt dat [verdachte] op de heenweg met [medeverdachte 5] meerijdt. ‘ [nickname 24] en [nickname 25] ’ krijgen bij een tankstation van [medeverdachte 5] de sleutels van de bakwagen van [medeverdachte 3] waarmee zij naar de grens rijden. Daar worden de pallets overgeladen in een andere bakwagen waarmee zij vervolgens naar het laadadres gaan en daarna aan één stuk door terug naar Nederland rijden. Op de terugweg rijdt [medeverdachte 10] met [verdachte] naar de bakwagen van [medeverdachte 3] die bij de grens staat, waarna [verdachte] de bakwagen terug naar Nederland rijdt. Verder valt uit de Exclu-berichten op te maken dat [medeverdachte 11] op 27 januari 2023 rond 15.00 uur in de buurt van de grens met Duitsland moet zijn bij een tankstation aan de [adres 1] te Oldenzaal om vervolgens met het transport mee terug te rijden en de weg te controleren.
Op 27 januari 2023 om 12:20:33 UTC stuurt [medeverdachte 10] in de groepschat dat er wordt geladen en vervolgens om 12:32:56 UTC dat ze vertrekken. Gedurende het transport wordt er door [verdachte] en [medeverdachte 11] in de groepschat melding gemaakt van de situatie op de weg zoals ‘Petten’ en ‘Blauw’ waaruit kan worden afgeleid dat er politie te zien is. Ook geeft [medeverdachte 9] in de groepschat door ‘Bij gr nijs te zien', waaruit de rechtbank afleidt dat er bij de grens niks, oftewel geen politie, douane of controle te zien is. Om 16:51:35 UTC stuurt [medeverdachte 10] dat [medeverdachte 5] ‘ [nickname 27] ’ kan gaan ophalen, waarmee gelet op de overige berichten naar het oordeel van de rechtbank [medeverdachte 3] wordt bedoeld. [medeverdachte 3] moet bij [medeverdachte 11] worden gebracht. [medeverdachte 10] zegt tevens dat [verdachte] ook naar [medeverdachte 11] moet rijden. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 3] om 19.51.00 UTC naar [medeverdachte 2] ‘Safe maat’ waaruit kan worden afgeleid dat hij met de ketamine veilig is aangekomen op de eindbestemming op zijn terrein.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het transport van de 425 en 525 kilogram ketamine succesvol is verlopen.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan de [adres 2] in De Heen aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij [medeverdachte 3] in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van feit 2 niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Medeplegen feit 1 en 2
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een groep van personen waarvan verdachte deel uit maakte die zich bezig hield met ketamine-transporten vanuit Duitsland naar Nederland zonder vereiste registratie en het witwassen van grote contante geldbedragen. Dit gebeurde weliswaar in wisselende samenstellingen maar daarbij werd wel telkens als groep gehandeld. Gelet op het illegale karakter van de transporten en de waarde ervan – waarvan alle betrokkenen op de hoogte moeten zijn geweest – was het van groot belang om daarbij uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Ook leveranciers, afnemers en concurrenten mochten zo min mogelijk weten om te voorkomen dat anderen de lucratieve handel in ketamine konden overnemen, of de groep zouden rippen. Over de uitvoering van de transporten werd daarom via een Exclu-applicatie zowel vooraf, tijdens als achteraf met alle daarbij betrokkenen overlegd en gecommuniceerd waardoor er sprake is van een gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Dat leidde er ook toe dat het transport telkens op eenzelfde manier werden uitgevoerd onder andere door met het voertuig waarin de ketamine dan wel het geld werd vervoerd één of meerdere auto’s mee te laten rijden ter controle van de weg op politie en/of marechaussee. Ook werd er voorverkend en gecontroleerd rondom de plaats van afgifte van het geld en de ophaallocatie en rondom de grens in geval van de ketamine.
Dit heeft geleid tot een hoge intensiteit van samenwerking waarbij beveiliging door middel van voorverkenningen en controles essentieel was. Het motto van de groep was, in de woorden van [medeverdachte 2] : ‘Veilig doen en niet haasten’. Deze werkwijze kan daarmee als modus operandi van de groep worden aangemerkt en illustreert het belang dat werd gehecht aan (de rol van) de meerijders/beveiligers van de transporten en overdrachten. In die zin is er ook sprake inwisselbare rollen; een meerijder of beveiliger werd even belangrijk gevonden door de (leiders van de) groep als de bestuurder van het voertuig waarin de ketamine of het geld zat.
Verdachte nam deel aan de daadwerkelijke uitvoering van de feiten door mee te rijden ter controle en beveiliging en er zorg voor te dragen dat het vervoersmiddel voor het transport op de juiste plaats was. Daarmee was hij onderdeel van de modus operandi van de groep waarmee naar het oordeel van de rechtbank een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachten is gegeven. Gezien het belang dat werd gehecht aan veiligheid en daarmee aan de inzet van meerijders/beveiligers, is de (materiële) bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht om aan te merken als medeplegen. Dat verdachte nog maar kort deel uitmaakte van de groep en hij zowel de ketamine als het geld niet op enig moment persoonlijk in handen heeft gehad, maakt dat niet anders.
De gedragingen van verdachte kunnen daarom zowel voor feit 1 als voor feit 2 worden gekwalificeerd als medeplegen.