ECLI:NL:RBZWB:2025:845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-128061-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en medeplegen van afleveren van ketamine zonder vereiste registratie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen en het afleveren van ketamine zonder de vereiste registratie. De verdachte, geboren in 2001, werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen in oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer en handel in grote hoeveelheden ketamine, zonder de benodigde vergunningen, en dat hij ook betrokken was bij het witwassen van een bedrag van € 1.000.000,-. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat het onderzoek onrechtmatig was en dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de Exclu-data, die als bewijs dienden, rechtmatig waren verkregen en dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de criminele activiteiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, en besloot de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de georganiseerde criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-128061-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3, 4, 7 en 10 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de invoer van en handel in grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie dan wel handelsvergunning en het medeplegen van (gewoonte)witwassen.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat het gehele onderzoek 26Samber onnodig en daarom disproportioneel is geweest waardoor onderzoek 26Lytham als resultaat daarvan ook overbodig en disproportioneel is geweest. De verdediging herhaalt een aantal onderzoekswensen die in haar visie nodig zijn om de proportionaliteit en subsidiariteit van de onderzoeken 26Samber en 26Lytham en de daarin ingezette dwangmiddelen te kunnen toetsen. Wanneer deze onderzoekswensen worden afgewezen, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging omdat het niet geven van openheid van zaken leidt tot een doelbewuste of met grove veronachtzaming gemaakte inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Er is sprake van détournement de pouvoir omdat het niet noodzakelijk was de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu omdat dat bewijs er al lag. Wanneer dit verweer wordt gepasseerd, dan moet de door de Exclu-hack vergaarde data worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging de rechtmatigheid hiervan onvoldoende heeft kunnen toetsen, waardoor het beginsel van equality of arms is geschonden.
Door deze schendingen is sprake van inbreuken op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM), namelijk het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy.
Voor het volledige standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
3.3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat alle (herhaalde) verzoeken en verweren van de verdediging over de Exclu-data moeten worden afgewezen dan wel verworpen, nu daartoe geen nieuwe feiten en omstandigheden als onderbouwing zijn aangevoerd. Zij herhaalt hierover haar eerder ingenomen standpunt, dat de beschikbare Exclu-data rechtmatig is verkregen en als betrouwbaar bewijs is aan te merken. De Exclu-data is verkregen op basis van vorderingen en machtigingen in onderzoek 26Lytham waar een verdenking ex artikel 126o Sv tegen alle gebruikers van Exclu onder ligt en waarvan alle verantwoordingsstukken aan het dossier van onderhavige zaak zijn gevoegd. Het onderzoek 26Lytham heeft steeds plaatsgevonden met machtigingen van de rechter-commissaris. Met de afgegeven machtigingen heeft een rechterlijke beoordeling plaatsgevonden van de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Wat er in Duitsland aan eventuele andere onderzoeken zou hebben gelopen en wat Nederlandse autoriteiten daarvan wel of niet wisten, is niet relevant voor enige te beantwoorden vraag ex artikel 348 en 350 Sv in de strafzaak jegens verdachte. De ontsleutelde berichten zijn dan ook rechtmatig verkregen en betrouwbare bewijsmiddelen. Er is dan ook geen sprake van schending van artikel 6 en/of 8 EVRM. Er is sprake van een eerlijk proces.
Voor het volledige standpunt van het Openbaar Ministerie wordt verwezen naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte requisitoir.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verzoeken
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om uitvoering te geven aan de herhaalde verzoeken tot het laten toevoegen van stukken en tot het horen van getuigen. De rechtbank heeft in haar voorlopig oordeel op 30 juli 2024 al op deze verzoeken beslist. De raadsman heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht die ertoe leiden dat de afwijzende motivering moet worden heroverwogen. De rechtbank acht zich na bestudering van het dossier, de jurisprudentie en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht en in staat om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoek dat strekt tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak moet worden afgewezen, zodat de behandeling kan worden voortgezet.
Onderzoek 26Samber, onderzoek 26Lytham en het Duits onderzoek Nuntius
De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat de onderzoeken die door de verdediging zijn aangehaald, nader worden geduid en worden onderscheiden van elkaar.
Onderzoek 26Samber is een titel IVa-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van vermoedelijk begane strafbare feiten (conform de regeling in artikel 126g-126ni Sv). Onderzoek 26Samber richt zich op de (NN) rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en) betrokken bij het aanbieden van versleutelde communicatie onder het merk Exclu.
Onderzoek 26Lytham is een titel V-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband (conform de regeling in artikel 126o-126ui Sv). Onderzoek 26Lytham richt zich op de (onbekende) gebruikers van Exclu.
De doelstelling van onderzoek 26Lytham is het identificeren van de NN-gebruikers van Exclu. Deze informatie wordt vervolgens uitgegeven aan titel IVa-doelonderzoeken, waaronder onderzoek Pamukkale ook wordt begrepen.
Onderzoek Nuntius tenslotte betreft een Duitse strafzaak, onder kenmerk 3StR 306/22, waarin het Bundesgerichtshof in Karlsruhe op 12 september 2023 uitspraak heeft gedaan.
De gedragingen waarover de verdediging zich beklaagt zijn volgens de verdediging verricht in het kader van de strafrechtelijke onderzoeken 26Samber en 26Lytham. Die onderzoeken zagen niet op strafbare feiten die door verdachte zouden zijn gepleegd.
Dat een vormverzuim is begaan in een ander onderzoek dan het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem tenlastegelegde feit, terwijl de resultaten van dat andere onderzoek een rol spelen als startinformatie of (mogelijk) bewijsmateriaal oplevert, sluit volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2024:192 r.o. 7.3.3 en 7.3.4) niet uit dat aan dat verzuim, voor zover dat verzuim van bepalende invloed is geweest, een rechtsgevolg wordt verbonden. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de klachten van de verdediging over vormverzuimen in de aan het onderzoek Pamukkale voorafgaande onderzoeken in het kader van een beroep op artikel 359a Sv kan en zal betrekken.
De rechtbank stelt vast dat de Exclu-chats die in onderzoek Pamukkale zijn opgenomen, zijn verkregen uit data die in onderzoek 26Lytham op basis van de daarin afgegeven vorderingen en machtigingen zijn verkregen. De machtigingen tot tappen ex artikel 126t Sv en tot hacken ex artikel 126uba Sv zijn dus niet afgegeven in onderzoek 26Samber gericht op – kortgezegd – de aanbieders van Exclu, maar in onderzoek 26Lytham gericht op de NNgebruikers van Exclu. Dat “de politie het noodzakelijk vond om de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen met enkel het (gestelde) doel om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu” is derhalve feitelijk onjuist. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat onderzoek 26Samber niet (uitsluitend) is gericht tegen “de exploitanten van de cyberbunker en de makers van Exclu”, zoals de verdediging stelt, maar tegen alle (rechts)personen betrokken bij het aanbieden van Exclu, waaronder ook de resellers van Exclu vallen. Er is derhalve sprake van een onderzoek tegen een (veel) grotere groep verdachten dan uitsluitend [naam] en/of het bedrijf Exclu, nog daargelaten dat een Duits onderzoek niet in de weg staat aan het onderzoeken van mogelijk in Nederland gepleegde strafbare feiten. Het is daarom niet relevant dat er eerder in Duitsland een onderzoek heeft gelopen naar [naam] , de cyberbunker en/of anderen. Van het oneigenlijk aanwenden van de bevoegdheden ex artikelen 126t en 126uba Sv is dan ook geen sprake, gezien het doel van het onderzoek en de feitelijke wijze waarop aan de uitvoering gestalte is gegeven. De verweren van de verdediging die in dit verband zijn gevoerd, worden verworpen.
De verkrijging en verwerking van de Exclu-data
De feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de verantwoordingsstukken over onderzoek 26Lytham af dat dit onderzoek is aangevangen met het doel om de identiteit te achterhalen van de NNgebruikers van Exclu. Op basis van die doelstelling is berichtenverkeer tussen de gebruikers van Exclu onderschept en ontsleuteld. Omdat de server van Exclu zich op dat moment in Duitsland bevond, heeft voor de interceptie van de berichtenstroom en het verkrijgen van de sleutels een hack plaatsgevonden op de server in Duitsland. De Duitse politiële autoriteiten zijn daartoe overgaan nadat Nederland hiertoe een verzoek heeft gedaan.
Uit onderzoek naar de wijze van versleuteling is gebleken dat ontsleutelde berichten kunnen worden verkregen uit opgenomen communicatie van de berichtenserver met behulp van sleutelmateriaal. Dit sleutelmateriaal bestaat voor ieder bericht uit twee sleutels.
De eerste sleutel kon worden verkregen met behulp van een in te zetten interceptiemiddel. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126t Sv gevraagd. De rechter-commissaris heeft bij de beschikking van 22 juli 2022 de machtiging verleend voor het tappen van Exclu-verkeer van de Duitse server (ex artikel 126t Sv). Deze machtiging is in totaal zes keer verlengd. In de eerste beschikking wordt verwezen naar de daaraan voorafgaande vordering met het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022.
Voorts is gebleken dat de wijze waarop de tweede sleutel kan worden verkregen afhankelijk is van het moment waarop een gebruiker zich registreert. Voor gebruikers van de Exclu-applicatie die zich gedurende de tijd dat het interceptiemiddel actief is registreren, kan deze sleutel worden verkregen op dezelfde manier als waarop ook de eerste sleutel is verkregen, dus met toepassing van de machtiging ex artikel 126t Sv. Voor gebruikers die zich voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel of tijdens onderbrekingen van de inzet van het interceptiemiddel hebben geregistreerd kan deze sleutel alleen worden verkregen uit een database op de Exclu-server. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126uba Sv gevraagd. In de beschikking op deze vordering van 25 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de machtiging verleend voor het hacken van de server van Exclu in Duitsland ex artikel 126uba Sv. Deze machtiging is vijf keer verlengd. Aan deze beschikking is een vordering voorafgegaan, met daarbij het proces-verbaal met kenmerk 26Lytham-00053 en verwijzing naar het eerder overgelegde proces-verbaal van verdenking met kenmerk 26Lytham-0026. Deze beschikkingen en verlengingen zijn steeds opgevolgd door Europese onderzoeksbevelen, gericht aan de bevoegde Duitse autoriteiten.
Uit voornoemde beschikkingen en de daarbij behorende processen-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris daarbij in overweging heeft genomen dat gebruikers van geencrypteerd berichtenverkeer zoals door Exclu aangeboden, er in het algemeen belang bij hebben dat de inhoud van hun communicatie verborgen blijft voor politie en justitie. Verder heeft de rechter-commissaris ook de aard van de diensten van Exclu betrokken. In het proces-verbaal van verdenking wordt beschreven dat de Exclu applicatie via geselecteerde “resellers” wordt verkocht waarbij uitsluitend contant of via bitcoin wordt betaald, terwijl geen enkele identificatie plaatsvindt. De Exclu applicatie heeft kenmerken zoals “panic button”, “icon change” en “dummy applicaties” waarmee kennelijk het gebruik van Exclu wordt beoogd te verhullen.
In de beschikking van 25 augustus 2022 wordt aan de verleende machtiging de voorwaarde verbonden dat de vergaarde informatie slechts mag worden doorzocht op vooraf vastgelegde zoeksleutels. De met die zoeksleutels geselecteerde informatie dient bovendien eerst aan de rechter-commissaris te worden voorgelegd om de inhoud, omvang en relatie tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten te controleren. Alleen nadat de rechter-commissaris daar positief op heeft beslist, kan deze informatie aan het Openbaar Ministerie of de politie ten behoeve van (opsporings)onderzoeken beschikbaar worden gesteld. Bovendien wordt aan de machtiging de absolute randvoorwaarde verbonden dat de vergaarde communicatie slechts ter beschikking mag worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerde verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter beoordeling van het verweer acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913). De rechtbank dient na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissingen tot tappen respectievelijk hacken van de Exclu-server heeft kunnen komen. De rechtbank dient ervoor zorg te dragen dat eventueel gebruik van de verkregen Exclu-gegevens zich verhoudt met het recht op een eerlijk proces, in die zin dat de rechtbank de “overall fairness” van de strafzaak tegen verdachte moet waarborgen.
Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, in die situatie en op basis van die stand van zaken, in redelijkheid tot de afgegeven machtigingen met bijbehorende verlengingen heeft kunnen komen.
Met de hiervoor omschreven voorwaarden, en met name de woordenlijsten waarmee mag worden gezocht, is een waarborg gegeven tegen schending van artikel 8 EVRM. De rechter-commissaris heeft telkens opnieuw de proportionaliteit van de inbreuk moeten toetsen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat er bij geautomatiseerde zoekslagen, zoals hier aan de orde, niemand is die persoonlijk kennisneemt van de inhoud van daaraan verbonden bestanden. De zoekactie is weliswaar breed (dat wil zeggen in een groot aantal data), maar doordat de gehanteerde methode zeer gericht zoekt en de resultaten beperkt blijven tot wat gezocht wordt, blijft de inbreuk beperkt.
Blijkens de machtigingen en de voorwaarden die de rechter-commissaris daaraan heeft verbonden, heeft de rechter-commissaris ook overigens de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onderkend en getoetst. Zoals hiervoor al is overwogen, is slechts gezocht met behulp van vooraf vastgestelde zoeksleutels, die sterke aanwijzingen opleveren voor georganiseerde zware criminaliteit. De rechter-commissaris heeft de geselecteerde informatie eerst gecontroleerd (op inhoud, omvang en relatie tot strafbare feiten) voordat verdere verspreiding heeft kunnen plaatsvinden. Er is bovendien sprake geweest van een periodieke termijn waarin opnieuw getoetst moest worden of de machtigingen voor verlenging in aanmerking konden komen. Tot slot heeft de rechter-commissaris in de beschikkingen aantoonbaar meegewogen dat de informatie niet op een andere, minder ingrijpende, wijze kon worden verkregen en gebruikt dan de gehanteerde manier die thans gevolgd is. Van strijd met het proportionaliteits- of subsidiariteitsbeginsel is dan ook geen sprake.
De verwijzing door de verdediging naar rechtspraak over bulkinterceptie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat genoemde uitspraken als Big Brother Watch (EHRM, 58170/13 e.a.) betrekking hebben op een wezenlijk andere situatie als waarvan in dit geval sprake is. Het verkrijgen van de Exclu-gegevens richt zich immers tot een afgebakende groep gebruikers van één specifieke telecomdienst, terwijl er een concrete verdenking bestond dat deze dienst gebruikt zou worden door criminelen die zich (in georganiseerd verband) met zeer ernstige strafbare feiten hebben beziggehouden. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. Verder is van groot belang dat de dataverzameling anoniem is geschied. Pas na verder opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon gekoppeld worden aan een gebruikersaccount. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een situatie die in strijd is met het EVRM of met de door de verdediging aangehaalde Europese jurisprudentie, nu daarin sprake was van een andere situatie. De verweren hierover falen.
Volgens de verdediging is bij de verwerking van de Exclu-data ook in strijd met artikel 8 EVRM gehandeld doordat bij de verwerking, dan wel het gebruik van de Exclu-data een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. De rechtbank stelt in dit verband vast dat verdachte ter zitting geen verklaring heeft afgelegd over de feiten en tijdens de politieverhoren een integraal beroep gedaan heeft op het zwijgrecht. Verdachte heeft er ook het zwijgen toegedaan bij de vraag of hij de gebruiker is van de Exclu-accounts [nummer 1] met nickname [nickname 1] en [nummer 2] met nickname [nickname 2] . De verdediging heeft vervolgens, al dan niet tegen de achtergrond van dat zwijgrecht, enkel aangevoerd dat sprake is van algemene inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Er is geen nadere onderbouwing gegeven over de aard en intimiteit van de gesprekken die nog meer gevoerd zouden zijn. Er is bovendien geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de Exclu-data is doorzocht op andere trefwoorden dan de delictgerelateerde termen die de rechter-commissaris heeft toegelaten, bijvoorbeeld terminologie die verband houdt met privacy gerelateerde aangelegenheden. Dit is noch gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert op basis van deze vaststellingen dat in onderhavige zaak, bij de verwerking/gebruikmaking van de Exclu-data, ook geen (onevenredige) inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
De verweren die op dit punt door de verdediging zijn aangedragen slagen niet.
Equality of arms
Door de verdediging is betoogd dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden.
Het oordeel van de rechtbank
Allereerst dient in dit verband te worden opgemerkt dat de verdediging, in beginsel, op grond van de in artikel 6 EVRM gegarandeerde waarborgen het recht heeft toegang te verkrijgen tot al het materiaal, dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op toegang tot en inzage in methoden en resultaten van onderzoek betreft echter geen absoluut recht. Dat recht dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij gemotiveerd duidelijk maakt naar welke gegevens zij op zoek is. Met andere woorden: het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden een nadere beperking op dit recht op toegang.
Bij de vraag of in dit geval met de beschikbare informatie in het dossier is voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’ overweegt de rechtbank dat het er bij dit beginsel om gaat of het gebruik van de gegevens, waaronder uiteindelijk ook de interpretatie van de inhoud van de ontsleutelde berichten, in onderhavige strafzaak door de verdediging getoetst kan worden. De rechtbank stelt vast dat het procesdossier van Pamukkale daartoe alle relevante stukken bevat, gelet op het geheel aan informatie dat is verstrekt over het complete onderzoekstraject. Daarnaast heeft de verdediging beschikt over de dataset van niet alleen het aan verdachte gekoppelde Exclu-account, maar is ook toegang verschaft tot de gehele dataset van Pamukkale. De rechtbank is van oordeel dat onderzoeksresultaten tijdig met de verdediging zijn gedeeld en zij daardoor voldoende mogelijkheden heeft gehad om het bewijs te bestuderen en te verifiëren.
Het beginsel van ‘equality of arms’ is niet geschonden en de daarmee verband houdende verweren worden verworpen.
Eindconclusie Exclu
De rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn gebleven. Het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM), de proportionaliteit en subsidiariteit in het opsporingsonderzoek, ‘equality of arms’ en het verbod op détournement de pouvoir zijn geëerbiedigd. Ook hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is dan ook geen reden om tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Miniserie dan wel tot bewijsuitsluiting over te gaan. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging en de Exclu-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Het baseert zich hiervoor op meer bronnen dan enkel de Exclu-chatberichten. Voor wat betreft feit 1 gaat het Openbaar Ministerie uit van witwassen en vordert vrijspraak van gewoontewitwassen. Voor feit 2 gaat het uit van overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet vordert het Openbaar Ministerie vrijspraak. De rol van verdachte merkt het Openbaar Ministerie aan als medepleger.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1. Allereerst omdat er onvoldoende steunbewijs is naast de Exclu-chatberichten. Daarnaast kan niet uit het dossier worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de dozen en inhoud daarvan. Van voorhanden hebben is geen sprake. Tot slot kan de rol die verdachte heeft gehad, niet worden aangemerkt als medeplegen.
Voor feit 2 wordt aangevoerd dat verdachte nooit beschikkingsmacht over de ketamine heeft gehad. Zijn rol was ondergeschikt en hij moet als “stagiair” worden aangemerkt waardoor vrijspraak moet volgen voor het primair tenlastegelegde medeplegen. Voor het subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, worden de verweren van de verdediging ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Exclu-data verworpen. De rechtbank acht het bewijs rechtmatig verkregen en er bestaat dan ook geen belemmering om dit voor het bewijs te gebruiken.
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 1] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 1] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 2] , de zoon van [medeverdachte 1] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact hadden met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [verdachte] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 3] ( [nickname 3] ) en dat via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 15] ( [nickname 15] )
[nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] )
[nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 18] ( [nickname 18] )
[nummer 19] ( [nickname 19] )
[nummer 20] ( [nickname 20] )
[nummer 21] ( [nickname 21] )
[nummer 22] ( [nickname 22] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
  • [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-account [nummer 3] ( [nickname 3] ), [nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
  • [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ), [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
  • [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
  • [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
  • [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] );
  • [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] );
  • [medeverdachte 7] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 20] ( [nickname 20] );
  • [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 22] );
  • [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 21] ) en [nummer 19] ( [nickname 19] );
  • [verdachte] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 18] );
  • [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 26] );
  • [medeverdachte 8] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 12] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTCtijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte (hierna ook [verdachte] genoemd) verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van € 1.000.000,-. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen aan het witwassen van dit geldbedrag schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van (gewoonte)witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
  • verdachte het tenlastegelegde bedrag heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
  • dit bedrag van misdrijf afkomstig was, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag van misdrijf afkomstig was, en
  • verdachte daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten en
  • van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedragingen
Over het in de tenlastelegging genoemde bedrag is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende gebleken. Op 29 januari 2023 bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het afgeven van geld bij een man van ‘ [nickname 23] ’. Volgens [medeverdachte 2] wil de man van ‘ [nickname 23] ’ dit diezelfde dag, maar [medeverdachte 1] bepaalt dat dit de volgende dag kan en geeft hiervoor nog enkele instructies. [medeverdachte 2] schakelt voor de afgifte [medeverdachte 5] en [verdachte] in. [medeverdachte 5] gebruikt hiervoor de bus van [medeverdachte 3] . [verdachte] gebruikt een bedrijfsauto die op naam staat van [bedrijf 1] , een bedrijf van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 8] moet van [medeverdachte 2] de volgende ochtend in totaal drie vuilniszakken waar 400, 300 en 300 op vermeld staat, brengen. In deze vuilniszakken zat, zo concludeert de rechtbank uit de bewijsmiddelen, in totaal € 1.000.000,-. [medeverdachte 8] brengt dit vervolgens op 30 januari 2023 rond half acht ’s ochtends naar de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Rond elf uur die ochtend zorgen [medeverdachte 5] en [verdachte] ervoor dat dit geld bij een bedrijfsloods in Diemen wordt afgegeven. [medeverdachte 5] rijdt met het geld en [verdachte] controleert de weg op ‘petten’ en kijkt of het rustig is bij de loods. Wanneer het geld is afgegeven, licht [medeverdachte 5] [medeverdachte 2] hierover in. Door de politie wordt gezien dat dit geld kennelijk wordt verplaatst naar Amsterdam alwaar vervolgens een inval wordt gedaan waarbij de overgedragen € 1.000.000,- wordt aangetroffen. Naar aanleiding hiervan wordt [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] nog gevraagd zijn bus te controleren op trackers waarop [medeverdachte 3] later aan hem laat weten dat hij niets heeft gevonden.
Hieruit volgt dat verdachte samen met zijn medeverdachten het geldbedrag voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan het geldbedrag afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Van misdrijf afkomstig
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor het geldbedrag een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat diverse zogenoemde witwastypologieën (algemene ervaringsregels die een aanwijzing vormen dat mogelijk sprake is van witwassen) zich in deze zaak voordoen. Het gaat immers om een groot contant geldbedrag wat de verdachten voorhanden hebben gehad en hebben overgedragen. Verder is gebleken dat de geldbedragen werden vervoerd en overgedragen op een wijze die niet gebruikelijk is in het economisch verkeer. Het geldbedrag is in verhuisdozen met een bus vervoerd naar Diemen en afgegeven bij een bedrijfsloods. Dit is voor zulke grote geldbedragen niet gangbaar vanwege de aanzienlijke veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan. De communicatie over de overdracht vond plaats met gebruik van schuilnamen via Exclu-berichten waarbij gebruik werd gemaakt van een wachtwoord. Er werd – zoals bij ondergronds bankieren gebruikelijk is – bij de overdracht ook een zogenoemd token (een bankbiljet van kleine valuta) als betalingsbewijs gebruikt. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van voornoemde geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie ook geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Nu verder ook niet is gebleken dat verdachte of zijn mededaders beroepshalve over zulke grote contante bedragen beschikten, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de dozen en de inhoud daarvan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de Exclu-berichten volgt namelijk dat [medeverdachte 2] op 29 januari 2023 tegen [medeverdachte 5] zegt dat hij de volgende dag samen met [verdachte] papieren moet afleveren. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen dat er over geld wordt gesproken, maar ook dat [verdachte] hiervan kennelijk op de hoogte is of daarvan in ieder geval op korte termijn op de hoogte zal worden gesteld. Gelet op de hoogte van het bedrag en de daarmee gepaard gaande risico’s is het naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaannemelijk verdachte als beveiliger hiervan niet op de hoogte zou zijn gesteld. Gezien de omstandigheden waaronder het geld werd vervoerd en overgedragen, het feit dat dit in versluierd taalgebruik via een Exclu-applicatie werd gesproken, moet verdachte hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte dit geldbedrag in vereniging heeft witgewassen.
Bewijsminimum
De rechtbank volgt de verdediging evenmin in het gevoerde verweer dat het bewijs voor dit feit slechts op één bron berust, namelijk de Exclu-berichten.
Het is weliswaar juist dat de berichten allemaal afkomstig zijn uit de ontsleuteling van de Exclu-applicatie, maar de rechtbank is van oordeel dat de berichten die ten grondslag worden gelegd aan de verdenking meerdere bewijsmiddelen opleveren. Zo gaat het om verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers, maar ook van andere Exclu-gebruikers met elkaar. Daarnaast is er ook een groepsgesprek met verschillende Exclu-gebruikers waaraan ook verdachte deelneemt. In al deze gesprekken zijn niet alleen de berichten van verdachte te lezen maar ook die van de andere deelnemers. Het gaat daarbij dus om meerdere gesprekken op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat met deze verschillende gesprekken op zichzelf al sprake is van meerdere bewijsmiddelen en bronnen. Daarnaast bevat het dossier ook andere, deze berichten ondersteunende bewijsmiddelen waarvan gebruik is gemaakt. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen en is voldaan aan het bewijsminimum.
Gewoontewitwassen
Gelet op het feit dat er sprake is van het éénmaal witwassen van een (groot) geldbedrag, kan naar het oordeel van de rechtbank gewoontewitwassen niet worden bewezen. Van dit onderdeel spreekt zij [verdachte] daarom vrij.
Gelet op de samenhang tussen dit feit en feit 2 zal de rechtbank het medeplegen voor beide feiten samen bespreken, na de overwegingen over feit 2.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 425 en 525 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aankoop van ketamine
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 7] met zijn bedrijf [bedrijf 2] grote hoeveelheden ketamine heeft aangekocht bij de Duitse bedrijven [bedrijf 3] GmbH (hierna: [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Daarbij gaat het onder meer om leveringen van [bedrijf 3] van 300 en 600 kg in december 2022. Bij [bedrijf 4] gaat het onder meer om een aankoop van 2000 kg ketamine, in vier delen in januari 2023 geleverd, driemaal 525 kg en eenmaal 425 kg. Die ketamine is ook bij die bedrijven in Duitsland in Marl ( [bedrijf 3] ) en Norderstedt ( [bedrijf 4] ) opgehaald.
De transporten op 25 januari 2023 (425 kg) en 27 januari 2023 (525 kg)
Uit de bewijsmiddelen blijkt over deze transporten het volgende. [medeverdachte 7] bericht op 20 januari 2023 dat op dinsdag 475 opgehaald kan worden. Op 23 januari 2023 laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] weten dat zij de volgende dag 425 kg ketamine in Duitsland kunnen ophalen en dat het de volgende dan 525 kg wordt. [medeverdachte 7] is degene die hierover contact heeft met het bedrijf [bedrijf 4] waar de ketamine wordt opgehaald en levert hiervoor een laaddocument aan. Op verzoek van [medeverdachte 2] wordt de ophaaldatum voor de 425 kg verschoven naar een dag later. [medeverdachte 2] regelt vervolgens het transport en stemt weer samen met [medeverdachte 10] de werkwijze bij het transport af. Bij het transport zijn onder meer [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [verdachte] en [medeverdachte 3] betrokken. [medeverdachte 2] geeft uiteindelijk in de groepschat met [medeverdachte 10] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] en [verdachte] door wie wat doet en in welke samenstellingen er wordt gereden. Verder houdt hij [medeverdachte 1] op de hoogte van het transport. Voor het transport van de ketamine wordt de bakwagen van [medeverdachte 3] gebruikt. [medeverdachte 3] heeft op verzoek van [medeverdachte 2] de bakwagen volgetankt. Verder heeft hij op verzoek van [medeverdachte 2] gezorgd voor pallets in de bakwagen en voor een CMR oftewel een internationale vrachtbrief voor het ophalen van de 425 kilogram ketamine bij [bedrijf 4] . Hiervoor moeten dezelfde gegevens als de vorige keer worden gebruikt, maar dan met 425 kilogram. Daarover blijkt uit de Exclu-berichten dat op 15 januari 2023 door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] de gegevens van [bedrijf 4] zijn gestuurd en dat er bij productgegevens moest worden gezet ‘Ketamine HCL BP’. De bakwagen wordt door [verdachte] op 24 januari 2023 naar de grens gereden waarvoor de exacte plaats door [medeverdachte 10] is bepaald. [verdachte] rijdt vervolgens vanaf daar met [medeverdachte 5] mee naar een hotel. De volgende dag houdt [medeverdachte 10] [medeverdachte 2] op de hoogte over het verloop van het laden van de ketamine. [medeverdachte 9] heeft de opdracht gekregen om op 25 januari 2023 om 10.00 uur in Osnabrück te zijn zodat hij tijdens het transport in Duitsland naar de grens vooruit kan rijden om de weg te controleren op politie en/of marechaussee. Bij de grens wordt de ketamine overgeladen in de bakwagen van [medeverdachte 3] . Vanaf de grens rijdt [medeverdachte 11] met het transport mee om de weg te controleren. [medeverdachte 3] rijdt het laatste stukje met de bakwagen naar de eindbestemming op zijn terrein en laat om 21:17:54 UTC aan [medeverdachte 2] weten dat de ketamine veilig is aangekomen.
Op 26 januari 2023 laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] weten dat er de volgende dag geladen kan worden om 12.00 uur en dat hij de documenten doorstuurt zodra hij deze binnen heeft. [medeverdachte 2] laat dit direct weten aan [medeverdachte 1] . Bij dit transport zijn wederom [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [verdachte] en [medeverdachte 3] betrokken. [medeverdachte 10] geeft op 26 januari 2023 in de groepschat met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] en [verdachte] door dat er de volgende dag om 12.00 uur weer wordt opgehaald. Uit diezelfde groepschat blijkt dat [verdachte] op de heenweg met [medeverdachte 5] meerijdt. ‘ [nickname 24] en [nickname 25] ’ krijgen bij een tankstation van [medeverdachte 5] de sleutels van de bakwagen van [medeverdachte 3] waarmee zij naar de grens rijden. Daar worden de pallets overgeladen in een andere bakwagen waarmee zij vervolgens naar het laadadres gaan en daarna aan één stuk door terug naar Nederland rijden. Op de terugweg rijdt [medeverdachte 10] met [verdachte] naar de bakwagen van [medeverdachte 3] die bij de grens staat, waarna [verdachte] de bakwagen terug naar Nederland rijdt. Verder valt uit de Exclu-berichten op te maken dat [medeverdachte 11] op 27 januari 2023 rond 15.00 uur in de buurt van de grens met Duitsland moet zijn bij een tankstation aan de [adres 1] te Oldenzaal om vervolgens met het transport mee terug te rijden en de weg te controleren.
Op 27 januari 2023 om 12:20:33 UTC stuurt [medeverdachte 10] in de groepschat dat er wordt geladen en vervolgens om 12:32:56 UTC dat ze vertrekken. Gedurende het transport wordt er door [verdachte] en [medeverdachte 11] in de groepschat melding gemaakt van de situatie op de weg zoals ‘Petten’ en ‘Blauw’ waaruit kan worden afgeleid dat er politie te zien is. Ook geeft [medeverdachte 9] in de groepschat door ‘Bij gr nijs te zien', waaruit de rechtbank afleidt dat er bij de grens niks, oftewel geen politie, douane of controle te zien is. Om 16:51:35 UTC stuurt [medeverdachte 10] dat [medeverdachte 5] ‘ [nickname 27] ’ kan gaan ophalen, waarmee gelet op de overige berichten naar het oordeel van de rechtbank [medeverdachte 3] wordt bedoeld. [medeverdachte 3] moet bij [medeverdachte 11] worden gebracht. [medeverdachte 10] zegt tevens dat [verdachte] ook naar [medeverdachte 11] moet rijden. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 3] om 19.51.00 UTC naar [medeverdachte 2] ‘Safe maat’ waaruit kan worden afgeleid dat hij met de ketamine veilig is aangekomen op de eindbestemming op zijn terrein.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het transport van de 425 en 525 kilogram ketamine succesvol is verlopen.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan de [adres 2] in De Heen aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij [medeverdachte 3] in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van feit 2 niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Medeplegen feit 1 en 2
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een groep van personen waarvan verdachte deel uit maakte die zich bezig hield met ketamine-transporten vanuit Duitsland naar Nederland zonder vereiste registratie en het witwassen van grote contante geldbedragen. Dit gebeurde weliswaar in wisselende samenstellingen maar daarbij werd wel telkens als groep gehandeld. Gelet op het illegale karakter van de transporten en de waarde ervan – waarvan alle betrokkenen op de hoogte moeten zijn geweest – was het van groot belang om daarbij uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Ook leveranciers, afnemers en concurrenten mochten zo min mogelijk weten om te voorkomen dat anderen de lucratieve handel in ketamine konden overnemen, of de groep zouden rippen. Over de uitvoering van de transporten werd daarom via een Exclu-applicatie zowel vooraf, tijdens als achteraf met alle daarbij betrokkenen overlegd en gecommuniceerd waardoor er sprake is van een gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Dat leidde er ook toe dat het transport telkens op eenzelfde manier werden uitgevoerd onder andere door met het voertuig waarin de ketamine dan wel het geld werd vervoerd één of meerdere auto’s mee te laten rijden ter controle van de weg op politie en/of marechaussee. Ook werd er voorverkend en gecontroleerd rondom de plaats van afgifte van het geld en de ophaallocatie en rondom de grens in geval van de ketamine.
Dit heeft geleid tot een hoge intensiteit van samenwerking waarbij beveiliging door middel van voorverkenningen en controles essentieel was. Het motto van de groep was, in de woorden van [medeverdachte 2] : ‘Veilig doen en niet haasten’. Deze werkwijze kan daarmee als modus operandi van de groep worden aangemerkt en illustreert het belang dat werd gehecht aan (de rol van) de meerijders/beveiligers van de transporten en overdrachten. In die zin is er ook sprake inwisselbare rollen; een meerijder of beveiliger werd even belangrijk gevonden door de (leiders van de) groep als de bestuurder van het voertuig waarin de ketamine of het geld zat.
Verdachte nam deel aan de daadwerkelijke uitvoering van de feiten door mee te rijden ter controle en beveiliging en er zorg voor te dragen dat het vervoersmiddel voor het transport op de juiste plaats was. Daarmee was hij onderdeel van de modus operandi van de groep waarmee naar het oordeel van de rechtbank een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachten is gegeven. Gezien het belang dat werd gehecht aan veiligheid en daarmee aan de inzet van meerijders/beveiligers, is de (materiële) bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht om aan te merken als medeplegen. Dat verdachte nog maar kort deel uitmaakte van de groep en hij zowel de ketamine als het geld niet op enig moment persoonlijk in handen heeft gehad, maakt dat niet anders.
De gedragingen van verdachte kunnen daarom zowel voor feit 1 als voor feit 2 worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 30 januari 2023 te Steenbergen en/of Diemen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders een contant geldbedrag, te weten 1.000.000,- euro, voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij verdachte en diens mededaders wisten dat dit geldbedrag, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
2
omstreeks de periode van 25 januari 2023 tot en met 27 januari 2023 in Duitsland en te Steenbergen en te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk meermalen zonder registratie een (grote hoeveelheid van een) werkzame stof te weten ketamine (425 kilogram en 525 kilogram), heeft afgeleverd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest. Gelet op de eis vraagt het Openbaar Ministerie de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum uitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan hij reeds in voorarrest heeft gezeten. Verdachte is bereid een taakstraf uit te voeren. Voor de matiging van de strafeis wordt aangevoerd dat voor de strafwaardigheid van ketamine geen aansluiting kan worden gezocht bij straffen die voor Opiumwetdelicten worden opgelegd. Ketamine wordt legaal en daardoor gewaarborgd geproduceerd waardoor er geen sprake is van een criminele geweldsspiraal en drugsafval. Ook brengt het gebruik veel minder gevaren voor de volksgezondheid met zich mee. Verder wordt onder meer gewezen op de jonge leeftijd van verdachte, zijn nagenoeg blanco strafblad, zijn opleiding en zijn ondergeschikte rol. Voor wat betreft de voorlopige hechtenis wordt verzocht de vordering tot opheffing van de schorsing af te wijzen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het afleveren van ketamine zonder de daarvoor vereiste registratie en het medeplegen van witwassen. Verdachte verdient hiervoor een straf en de rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep personen die zich bezighield met transporten en overdrachten van onder meer ketamine en zeer grote contante geldbedragen. Hij nam deel aan de daadwerkelijke uitvoering van de feiten door mee te rijden ter controle en beveiliging en droeg er zorg voor dat het vervoersmiddel voor het transport van de ketamine op de juiste plaats was. Hoewel verdachte nog maar kort werkzaamheden met de groep verrichtte, was zijn deelname wel intensief: in een periode van zes dagen is hij bij zeker drie transporten en overdrachten van grote hoeveelheden ketamine en geld betrokken geweest. Er was sprake van een grote mate van professionaliteit die niet alleen tot uiting kwam in de grote hoeveelheden ketamine en geld maar ook in de wijze van organisatie en uitvoering van de transporten en overdrachten. Door de groep werd getracht om uit het zicht en uit handen van politie en justitie te blijven door het meerijden van extra auto’s met de transporten en overdrachten ter controle en beveiliging. Ook moesten bij de ophaal- en afgifteplaatsen en rondom de grens worden voorverkend en gecontroleerd. Contacten hierover verliepen via een Exclu-applicatie waarbij in versluierd en verhullend taalgebruik werd gecommuniceerd. De rechtbank kan zich op grond van het dossier niet aan de indruk onttrekken dat het beramen en plegen van criminele activiteiten binnen deze groep haast dagelijkse kost en een normale gang van zaken was. Door deelname aan deze groep heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele ketamine-handel en aan witwassen.
Ondanks dat ketamine niet is strafbaar gesteld onder de Opiumwet, is rechtbank van oordeel dat de gevolgen van de handel en het gebruik van dit middel vergelijkbaar zijn met die van harddrugs die wel daaronder zijn strafbaar gesteld. Zo is gebleken dat het gebruik van dit middel schadelijk is voor de volksgezondheid. Ketamine is weliswaar in het medische circuit bedoeld als narcosemiddel en pijnbestrijder maar is vanwege zijn verdovende en hallucinerende werking ook ontdekt als recreatieve partydrug met een snelle geestelijk verslavende werking. De effecten, gevolgen en risico’s van ketamine zijn zeer heftig en schadelijk voor de gezondheid gebleken. Zo kunnen er heftige angsten en psychoses ontstaan zoals een zogenaamd K-hole, wat ervaren wordt als uittreding uit het lichaam en waarbij controleverlies over het lichaam optreedt. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties zoals verwondingen of het stikken in eigen braaksel. Ook kunnen er geheugen- en concentratieproblemen optreden en zelfs ernstige hersenbeschadigingen. Voorts zijn Kcramps een bekend fenomeen bij veelvuldig ketamine-gebruik. Hierbij is sprake van heftige steken en krampen in de buik wat verschillende oorzaken kan hebben zoals een maagontsteking of schade aan lever of darmen. Daarnaast kunnen er ook problemen aan de urinewegen optreden wat tot blijvende nierschade kan leiden met incontinentie of zelfs medisch ingrijpen als blaasverwijdering en een stoma tot gevolg. Dit alles geldt zeker ook voor jonge mensen.
Gezien de grote hoeveelheden getransporteerde ketamine kan het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug (verder) te worden verhandeld. Hierdoor zijn grote hoeveelheden ketamine ongereguleerd op de markt gekomen terwijl deze stof bestemd is om – onder strikte voorwaarden – als geneesmiddel te worden gebruikt. Gelet op de snelle verslavende werking van ketamine kan het gebruik daarvan tot overlast en andere vormen van criminaliteit leiden.
Deze georganiseerde criminaliteit heeft een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving als geheel. Niet alleen vanwege de hiervoor beschreven gevolgen maar ook omdat de hiermee behaalde winsten door criminele organisaties moeten worden witgewassen. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden worden verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch stelsel ernstig schade toegebracht. Verdachte heeft hier ook een bijdrage aan geleverd en heeft bovendien gedeeld in de gemaakte winst.
Dit alles is de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles een wezenlijke bijdrage geleverd. Om al deze gevolgen heeft hij zich niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag. Hij heeft de rechtsstaat aldus ernstig ondermijnd en geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, maar niet voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Hoewel zij er begrip voor heeft dat verdachte na zijn schorsing zijn leven heeft opgepakt door een opleiding te starten en hij toekomstplannen heeft met zijn vriendin, met wie hij al jarenlang een relatie heeft, geven deze persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder het ondermijnende karakter daarvan en het te beschermen belang van de volksgezondheid, geen ruimte laten voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij in aanmerking is genomen dat het strafmaximum van de bewezenverklaarde overtreding van de Geneesmiddelenwet (twee jaar) lager is dan bij een soortgelijke overtreding van de Opiumwet. Ook heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (LOVS) ten aanzien van witwassen in aanmerking genomen. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Daarin weegt met name mee dat verdachte een nieuwkomer was en hij daardoor nog geen vooraanstaande rol had. Wel is het zo dat hij ondanks zijn korte betrokkenheid bij de groep in zes dagen al aan drie transporten heeft deelgenomen, waaruit een leergierige en gretige houding valt af te leiden. Verder wegen het zeer professioneel handelen, de grote hoeveelheden ketamine en geld en de effecten van ketaminegebruik en witwassen, zoals hiervoor overwogen zwaar mee.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 28 juli 2023.
De rechtbank stelt vast dat de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte schuldig wordt bevonden aan ernstige strafbare feiten met een gevangenisstraf van dertig maanden tot gevolg. Daaruit volgt dat de rechtbank nog altijd ernstige bezwaren aanwezig acht voor de in het vonnis van heden bewezenverklaarde feiten. Daarnaast is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat daarmee ook de recidivegrond nog steeds aanwezig is. Opheffing van de voorlopige hechtenis is dan ook niet aan de orde.
Verder is het uitgangspunt dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn berechting in vrijheid mogen afwachten en heeft er ook belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet worden afgewogen tegen de ernst van de feiten, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is. Het is namelijk niet zo dat een verdachte hangende het hoger beroep zijn berechting (zonder meer) in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5, lid 1, aanhef en onder a, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is. Deze veroordeling hoeft ook niet onherroepelijk te zijn.
Dit uitgangspunt kan ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Bij de beoordeling of de schorsing in deze zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte opnieuw af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. Dat verdachte zich gedurende de schorsing aan alle voorwaarden heeft gehouden en nog steeds bereid is om zich daaraan te houden, maakt deze weging niet anders.

7.Het beslag

Onder verdachte is een Rolex horloge in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van dit horloge aan verdachte, aangezien dit horloge niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de
officier van justitie ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van witwassen;
feit 2:Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 stk horloge (Omschrijving: _772732, Rolex);
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Steenbergen en/of Diemen en/of Amsterdam
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) van
één of meerdere (contante) geldbedrag(en), te weten
* op of omstreeks 30 januari 2023 te Diemen en/of Amsterdam, althans in
Nederland een of meer (contant) geldbedrag(en) van (totaal) (ongeveer) 1.000.000,-
euro, althans enig (groot) (contant) geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze
geldbedrag/geldbedrag(en) en/of cryptovaluta is/zijn en/of wie dit/deze
geldbedrag/geldbedragen en/of cryptovaluta voorhanden had
en/of
dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) en/of cryptovaluta verworven en/of
voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik
gemaakt,
terwijl hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat dit geldbedrag/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht, art.
420quater lid 1Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 2
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 januari 2023 tot
en met 27 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen,
gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder registratie (telkens) (een) (grote
hoeveelheid van een) werkzame stof(fen) te weten ketamine (waaronder 425
kilogram en/of 525 kilogram), heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of
uitgevoerd en/of verhandeld
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
EN/OF
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2023 tot en
met 27 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd of anderszins binnen of buiten
het Nederlands grondgebied heeft gebracht te weten:
• 425 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine
althans (telkens) een (grote) hoeveelheid ketamine, bevattende de werkzame stof
ketamine
(artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet);
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder feit 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer anderen in de periode van 20 januari 2023 tot en met 27 januari 2023 te Duitsland en/of te Steenbergen en/of De Heen, gemeente Steenbergen en/of te Spijkenisse en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder registratie (een) (grote hoeveelheid van een) werkzame stoffen, te weten ketamine (425 kilogram en/of 525 kilogram)
hebben ingevoerd en/of afgeleverd en/of verhandeld
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
en/of
meermalen althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, hebben afgeleverd en/of ingevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied hebben gebracht te weten
425 kilogram en/of
525 kilogram
(artikel 40 lid 1 Geneesmiddelenwet)
bij het plegen van welk(e) misdrij(f)/(ven) verdachte in de periode van 20 januari 2023 tot en met 27 januari 2023 te Duitsland en/of te Steenbergen en/of De Heen, gemeente Steenbergen en/of te Spijkenisse en/of elders in Nederland, een of meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen heeft verschaf door:
  • het transport van het voertuig met daarin die ketamine te begeleiden en/of te observeren en/of te bewaken en/of
  • de grensovergang te observeren en/of
  • contact te onderhouden met een/of meer verkenners/personen/medeverdachten over bewegingen in de omgeving van dat voertuig met daarin die ketamine en/of over verdachte/vreemde auto’s en/of politie en/of douane in de omgeving van dat voertuig met daarin die ketamine en/of
  • na aankomst van dat voertuig met die ketamine bij een pand gelegen aan de [adres 3]
o de vracht ketamine te lossen en/of over te hevelen in een ander voertuig en/of
o het transport van die ketamine naar de locatie [adres 2] te De Heen te begeleiden