In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende behandeld tegen de heffingsambtenaar van SaBeWa. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 2023, maar de heffingsambtenaar heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de heffingsambtenaar niet binnen de wettelijke termijn heeft gereageerd op het bezwaar. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende de heffingsambtenaar op 25 januari 2024 in gebreke heeft gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank legt de heffingsambtenaar een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast stelt de rechtbank de reeds verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,-. De rechtbank bepaalt ook dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 113,38 aan belanghebbende moet vergoeden. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de redelijke termijn van twee jaar niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan.