In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van SaBeWa behandeld. Belanghebbende had op 7 april 2023 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking voor een object, maar de heffingsambtenaar had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de heffingsambtenaar de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en doet uitspraak zonder zitting. De heffingsambtenaar wordt opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de heffingsambtenaar de hoogte van de dwangsom niet zelf heeft vastgesteld. Belanghebbende krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 113,38, maar het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de redelijke termijn van twee jaar niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.