Uitspraak
uitspraak van 25 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [plaats] , eiseres,
Inleiding
Overwegingen
"Naar onze mening vloeit uit artikel 7:673 BW voort dat een transitievergoeding pas verschuldigd is nadat een rechtshandeling heeft plaatsgevonden die leidt tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent volgens ons dat de beëindiging concreet in gang moet zijn gezet op het moment van overlijden".Zoals het UWV ter zitting nader heeft toegelicht, wordt daaronder verstaan een opzegging, een ontbindingsbeschikking of een beëindiging met wederzijds goedvinden, waarbij in dat laatste geval die overeenstemming tijdens de gesprekken kan ontstaan. Of de beëindiging ‘concreet in gang is gezet’ hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit correspondentie kan bijvoorbeeld blijken dat overeenstemming is bereikt en alleen nog geformaliseerd moet worden via een vaststellingsovereenkomst (vso), aldus het UWV. Het UWV verlangt bij een beëindiging met wederzijds goedvinden dus kennelijk niet per definitie een getekende vso en in zoverre is dan inderdaad sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid.