ECLI:NL:RBZWB:2025:7829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11291839 \ MB VERZ 24-685
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan op 29 augustus 2025 in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Gastelseweg te Roosendaal op 22 april 2023. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de officier van justitie niet aanwezig, maar had schriftelijk een standpunt ingenomen. Betrokkene en zijn gemachtigde waren ook niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond, maar dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd naar € 157,50, omdat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend van € 113,38. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11291839 \ MB VERZ 24-685
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 29 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. Namens de officier van justitie, werkzaam bij het CVOM te Utrecht (hierna: zittingsvertegenwoordiger), is wegens verhindering niemand verschenen. In plaats daarvan is schriftelijk een standpunt ingenomen. Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken op de Gastelseweg te Roosendaal op 22 april 2023 om 20:10 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht in verband met het verzenden van een ingebrekestelling. Betrokkene is niet gehoord ondanks een verzoek hiertoe in het administratief beroepschrift. Het is gemachtigde bekend dat het CVOM de vaste werkwijze hanteert om, na ontvangst van een ingebrekestelling, zo spoedig mogelijk een beslissing te nemen zonder de betrokkene in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Verder stelt gemachtigde dat sprake is van een schending van artikel 5 Wahv. Uit artikel 5 Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Gemachtigde stelt dat de verklaring van de verbalisant omtrent het niet staande houden onvoldoende is. Ook heeft betrokkene de verbalisant gesproken, waaruit opgemaakt kan worden dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Bij onnodig geluid gaat het om geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Het geluid moet het normale, geaccepteerde, door auto’s veroorzaakte geluid te boven gaan. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat hieraan is voldaan. Verder heeft er geen staandehouding plaatsgevonden omdat de verbalisant bij het slachtoffer van een mishandeling stond. Het is niet aannemelijk dat de verbalisant in een dergelijke situatie in gesprek gaat met betrokkene over de gedraging. Wel is de hoorplicht geschonden (ECLI:NL:GHARL:2025:2912) waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding omdat de verbalisant belast was met de melding van een mishandeling.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet gelet op uitspraak ECLI:NL:GHARL:2025:2912 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanleiding om de boete te matigen met 25% naar € 210, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 2 mei 2023 en is de redelijke termijn dus met meer dan drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete van € 210,- matigen met 25% naar € 157,50,- (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten van de kantonfase, aangezien geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zodat de kosten, gemaakt in het administratief beroep, niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie ECLI:NL:GHARL:2025:2852). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
vermenigvuldigingsfactor artikel 13a, lid 2, Wahv: x 0,25 = € 113,38

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 157,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 122,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 113,38.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: