ECLI:NL:RBZWB:2025:7823

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11357205 \ MB VERZ 24-798
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan op een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat de betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de A4 te Bergen op Zoom op 2 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, was wel aanwezig. De officier van justitie was niet verschenen, maar had schriftelijk een standpunt ingenomen. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie een dwangsom had verbeurd omdat deze niet tijdig had beslist. De kantonrechter oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden en matigde de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter droeg de officier van justitie op om de te veel betaalde zekerheid terug te betalen aan de betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, omdat de boete werd gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en stelde de boete vast op € 285, plus administratiekosten, en de dwangsom op € 1.442,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11357205 \ MB VERZ 24-798
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 29 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. Namens de officier van justitie, werkzaam bij het CVOM te Utrecht (hierna: zittingsvertegenwoordiger), is wegens verhindering niemand verschenen. In plaats daarvan is schriftelijk een standpunt ingenomen. Betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde] . De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de A4 (rechts) te Bergen op Zoom op 2 maart 2023 om 10:36 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd. De officier van justitie is op 6 november 2023 in gebreke gesteld. De dagtekening van de beslissing is niet de datum waarop betrokkene de beslissing heeft ontvangen dan wel deze feitelijk is verzonden. De beslissing is door gemachtigde ontvangen op 4 maart 2023. De ingebrekestelling is niet prematuur. De officier van justitie besliste op 5 februari 2024 dat er een dwangsom verschuldigd was, om vervolgens op 12 februari 2024 het standpunt in te nemen dat de ingebrekestelling prematuur was. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat inhoudelijk de redelijke termijn is overschreden, waardoor verzocht wordt om de boete met 25% te matigen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en de wettelijke dwangsom toe te kennen van € 1.442.

Overwegingen

Dwangsom
Gemachtigde heeft verzocht om toekenning van de wettelijke dwangsom omdat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist.
Op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie beslissen binnen 16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 5 mei 2023 (6 weken na datum beschikking).
De officier van justitie heeft per brief van 17 augustus 2023 de beslistermijn met tien weken verlengd. Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 3 november 2023 een beslissing had moeten nemen. Hieruit volgt dat niet tijdig is beslist, want de beslissing is pas op 5 februari 2024 verzonden
Op grond van artikel 4:17 lid 3 Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de beslistermijn is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie op 7 november 2023 een ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de officier van justitie aan betrokkene voor het maximum aantal van 42 dagen een dwangsom heeft verbeurd (artikel 4:17 lid 1 Awb).
Gelet op artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom € 1.442,-. De berekening is als volgt:
14 dagen x € 23,- = € 322,-
14 dagen x € 35,- = € 490,-
14 dagen x € 45,- = € 630,-.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 24 maart 2023 en is de redelijke termijn dus met ongeveer vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50
vermenigvuldigingsfactor artikel 13a, lid 2, Wahv: x 0,25 = € 113,38

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 285, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 95, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ stelt vast dat de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom van € 1.442,- is verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 113,38.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: