ECLI:NL:RBZWB:2025:7818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11310538 \ MB VERZ 24-716
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op een eenrichtingsweg. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de betrokkene toegelicht.

De gemachtigde voerde aan dat de verbalisant, die de boete had opgelegd, een boa was en dat er geen verkeersbesluit was gepubliceerd met betrekking tot de plaatsing van het verkeersbord. Daarnaast stelde hij dat de zichtbaarheid van het bord belemmerd was door een container en beplanting. De gemachtigde vroeg om een proceskostenvergoeding en voegde eraan toe dat de redelijke termijn was overschreden, waardoor hij verzocht om de boete met 25% te matigen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, waardoor de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, omdat de redelijke termijn was overschreden, werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 113,38. De uitspraak werd gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11310538 \ MB VERZ 24-716
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 29 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. Namens de officier van justitie, werkzaam bij het CVOM te Utrecht (hierna: zittingsvertegenwoordiger), is wegens verhindering niemand verschenen. In plaats daarvan is schriftelijk een standpunt ingenomen. Betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde] . De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: tegen de verplichte rijrichting inrijden (bord C4, eenrichtingsweg) op de Dokter Brabersstraat te Roosendaal op 13 juli 2023 om 15:28 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de verbalisant die in deze zaak is aangesteld een boa betreft. Daarbij verwijst gemachtigde voor de bevoegdheid naar de Regeling Domeinlijsten Boa. Het verkeersbesluit ten aanzien van de instelling van het bord C4 op de pleeglocatie is onvindbaar. Er kan niet zonder meer worden volgehouden dat aan de instelling van het bord C4 een rechtmatig belang ligt, nu er überhaupt geen verkeersbesluit is gepubliceerd. Voorts was de bebording niet goed zichtbaar, omdat deze zat verstopt achter een container en beplantingen. Door de container kon het bord vanuit de rijrichting van betrokkene niet goed worden waargenomen. Daarnaast zorgt de plaatsing van de beplanting ook voor een verminderde zichtbaarheid van het bord C4. Gemachtigde verwijst verder naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is volgens gemachtigde onvoldoende om af te zien van een staandehouding. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor subsidiair verzocht wordt om de boete met 25% te matigen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en de boete met 25% te matigen omdat de redelijke termijn is overschreden.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarbij is de bevoegdheid van de verbalisant het uitgangspunt. Het verkeersbesluit is verder niet beslissend als het gaat om de geldigheid van de bebording. Van een belemmering van de zichtbaarheid is volgens het zaakoverzicht evenmin niet gebleken.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding omdat de bestuurder doorreed en zich achter hekwerk bevond die dicht ging.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 8 augustus 2023 en is de redelijke termijn dus met ongeveer drie weken overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50
vermenigvuldigingsfactor artikel 13a, lid 2, Wahv: x 0,25 = € 113,38

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 120, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 40, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 113,38.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: