ECLI:NL:RBZWB:2025:778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11029490 \ MB VERZ 24-241
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de A58 te Nieuw- en Sint Joosland op 31 augustus 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, maar dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de betrokkene staande te houden, aangezien de verbalisant in burger reed en geen herkenbaar politievoertuig had. Dit leidde tot de conclusie dat de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep.

Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een verdere matiging van de boete. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en een proceskostenvergoeding van € 907,- toegewezen aan betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11029490 \ MB VERZ 24-241
CJIB-nummer: 1062 5422 5217 6775
uitspraakdatum: 3 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : dhr. [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg op de A58 te Nieuw- en Sint Joosland op 31 augustus 2022 om 16:24 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene heeft verzocht om bewijs en dat dit niet als bijlage bij de brief van de officier van justitie zat. Betrokkene is ten onrechte niet staande gehouden. Gemachtigde verzoekt een matiging van de sanctie nu betrokkene niet is gehoord door de officier van justitie. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de hoorplicht is geschonden en dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de sanctie tweemaal met 25% gematigd dient te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant was in burger, had geen stopmiddelen bij zich en reed in een onherkenbaar voertuig, waardoor geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Ook reed betrokkene te hard, waardoor de verbalisant nog harder zou moeten rijden om betrokkene staande te houden. In een onherkenbaar voertuig zou dit kunnen leiden tot gevaarlijke situaties. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de hoorplicht is geschonden en de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete tweemaal met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding, omdat de verbalisant met een niet als zodanig herkenbaar politievoertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Daarnaast was de verbalisant in burger gekleed.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding.
De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 14 september 2022 en is de redelijke termijn dus met drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 123,75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 96,25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: