In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 24 december 2024. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken moet beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens hem niet heeft gedaan. De rechtbank heeft verweerder op 26 juni 2025 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven. Dit betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eiser, uitspraak zal doen. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. In gevallen waarin de beslistermijn is verstreken, wordt de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank oordeelt dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden en een vergoeding voor de proceskosten moet betalen, die in dit geval € 453,50 bedraagt. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 31 oktober 2025.