In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 1 februari 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 13.373 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm), welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank heeft op 10 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd dient te worden naar € 4.779. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van bijna 43 maanden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 2.000, waarvan € 400 in deze uitspraak wordt toegekend. De rechtbank wijst ook het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding af, omdat dit niet is onderbouwd. De uitspraak concludeert met de vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de toekenning van de schadevergoeding aan belanghebbende.