Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels, verbonden aan Bartels Consultancy)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 september 2024, waarin de WOZ-waarde van een onroerende zaak is vastgesteld op € 573.000. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 12 juni 2025 is het taxatierapport van de heffingsambtenaar besproken, maar de gemachtigde van belanghebbende had dit rapport nog niet ontvangen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en op 4 september 2025 opnieuw behandeld. De rechtbank concludeert dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de WOZ-waarde. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank handhaaft de WOZ-waarde en de bijbehorende belastingaanslagen.