ECLI:NL:RBZWB:2025:6885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/3658
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de inspecteur van de Belastingdienst

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld omdat de inspecteur niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 20 december 2024. De rechtbank oordeelde dat de brief van de belanghebbende van 3 april 2025, die door de inspecteur op 7 april 2025 was ontvangen, als ingebrekestelling moest worden opgevat. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur niet binnen de wettelijk vereiste termijn had beslist, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond was. De rechtbank bepaalde dat de inspecteur binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast stelde de rechtbank de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-. De inspecteur werd ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 194,- en proceskosten van € 453,50 aan de belanghebbende. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/3658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.B.M.A. Engelen),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld, omdat de inspecteur volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 20 december 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift ingediend op 20 december 2024. De inspecteur moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
. [2] Gelet op de dagtekening van de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen van 13 december 2024 had de inspecteur dus uiterlijk op 7 maart 2025 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de inspecteur moet beslissen is inmiddels voorbij.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de inspecteur met de brief van 3 april 2025, ontvangen door de inspecteur op 7 april 2025, in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Om als ingebrekestelling aangemerkt te kunnen worden is vereist dat het geschrift voldoende duidelijk maakt dat (i) op welke aanvraag het betrekking heeft, (ii) dat de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, en (iii) dat de belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. [3] De brief van 3 april 2025 voldoet aan die eisen. De rechtbank ziet in hetgeen de inspecteur heeft aangevoerd geen aanleiding tot een ander oordeel. In de brief van 3 april 2025 wordt er op aangedrongen alsnog zo spoedig mogelijk een uitspraak op bezwaar te doen onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad over artikel 4:17, derde lid van de Awb. [4] De inspecteur had deze brief daarom moeten opvatten als ingebrekestelling. Het beroep wegens niet tijdig beslissen is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de inspecteur worden opgelegd?
4. Omdat, voor zover bij de rechtbank bekend, de inspecteur nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de inspecteur dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de inspecteur dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan de inspecteur opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de inspecteur. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Belanghebbende heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [5]
6.1.
De inspecteur heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De maximale dwangsom is in dit geval verschuldigd en bedraagt € 1.442,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat belanghebbende gelijk krijgt, de inspecteur de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de inspecteur de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de inspecteur al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 [6] omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de inspecteur op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door de inspecteur te betalen dwangsom vast op € 1442,-;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 194,- aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 10 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
3.Zie ook Hoge Raad 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1124.
4.Uitspraak Hoge Raad 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1835.
5.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
6.1 punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5 (licht).