In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 10 december 2024. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene daartegen in beroep kan gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene het bestuursorgaan per brief laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). In dit geval heeft verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Tegen deze vooraankondiging kan eiseres een zienswijze indienen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,- voor het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50. De rechtbank overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de forfaitaire proceskostenvergoeding rechtvaardigen.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op 15 september 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en legt verweerder de genoemde termijnen en dwangsommen op.