In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020 beoordeeld. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een kenbare fout, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende op € 45.740 was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht heeft gehandeld en het beroep ongegrond verklaart. Belanghebbende had wel recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, en dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt, maar wel recht heeft op een vergoeding van proceskosten van € 226,75. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.