In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor aanvullende schadevergoeding, ingediend op 21 november 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiseres had de aanvraag op 21 november 2023 ingediend en de Dienst Toeslagen ontving deze op 22 november 2023. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 25 november 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 453,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te passen voor de proceskostenvergoeding, zoals verzocht door de Dienst Toeslagen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank benadrukt dat de uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Jouvenaar.