ECLI:NL:RBZWB:2025:6089
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over bezwaar tegen DNA-afname op grond van Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaar tegen de afname van DNA op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, geboren in 1997 en vluchteling, had bezwaar aangetekend tegen de afname van zijn DNA-profiel, stellende dat de omstandigheden waaronder het misdrijf, valsheid in geschrift, was gepleegd, uitzonderlijk waren. Hij voerde aan dat DNA-onderzoek in zijn geval niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, en dat opname in de databank zijn leven negatief zou beïnvloeden.
De rechtbank heeft het bezwaar behandeld in een besloten raadkamer op 19 augustus 2025, waarbij de veroordeelde, zijn advocaat mr. M.R.F. Berte, en de officier van justitie mr. C.P.G. Tax aanwezig waren. De officier van justitie betoogde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een uitzondering op de Wet DNA rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat DNA-onderzoek bij het delict valsheid in geschrift wel degelijk van belang kan zijn voor de opsporing en dat de omstandigheden van de veroordeelde niet voldoende uitzonderlijk waren om af te wijken van de standaardprocedure.
De rechtbank concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat de afname van het DNA-profiel gerechtvaardigd was op basis van de Wet DNA. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.H.M. Pooyé en is op 2 september 2025 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.