In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag forensenbelasting opgelegd van € 1.314,01, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd, omdat belanghebbende meer dan negentig dagen in 2022 een gemeubileerde woning ter beschikking had, ondanks dat hij zijn hoofdverblijf in Amsterdam had.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de procedure te lang heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500 voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de bezwaarfase moet worden toegerekend, en dat de heffingsambtenaar verantwoordelijk is voor deze schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.