Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
2015: € 29.660
2016: € 27.873
2017: € 99.283
2018: € 36.334
Motivering
“In beginsel kan het voeren van een procedure die ziet op het verlenen van een faciliteit in de inkomstenbelasting ter zake van een fusie in het bedrijfsbelang, ook het zakelijke belang van de betrokken vennootschap(pen) dienen.” [3]
De aandeelhouders hebben om privéredenen besloten slechts een beperkt deel (25%) van de gewone aandelen [bedrijf] aan de kinderen over te dragen, waarbij de zeggenschap geheel bij de aandeelhouders is blijven liggen omdat de preferente aandelen (nagenoeg) niet zijn overgedragen. Van een gehele overdracht van de onderneming in het kader van een bedrijfsopvolging is daarom geen sprake, waarbij de rechtbank vaststelt dat drie van de vier kinderen niet bij de onderneming werkzaam waren op het moment van schenking. Het door belanghebbende gestelde risico dat ingeval van vererving inkomsten- en erfbelastingen door de kinderen verschuldigd zijn is daarmee slechts gemitigeerd maar niet weggenomen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat, gelet op de vermogens- en winstpositie van belanghebbende en haar deelneming in [bedrijf] (zie 4.2 en 4.3), niet valt in te zien dat de continuïteit van de onderneming in gevaar zou zijn gekomen als de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten niet van toepassing zouden zijn geweest op de schenkingen van de aandelen die in 2017 hebben plaatsgevonden (en de belastingschulden via winstuitkeringen door belanghebbende gefinancierd hadden moeten worden).