In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 augustus 2025, wordt de beslissing op bezwaar van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Het CBR had op 6 augustus 2024 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard omdat hij niet had meegewerkt aan een opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) na een snelheidsovertreding. Eiser had bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, maar het CBR verklaarde dit bezwaar op 2 september 2024 ongegrond. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht heeft gehandeld. Eiser stelt dat hij wel wilde meewerken aan de cursus, maar de rechtbank oordeelt dat het CBR aannemelijk heeft gemaakt dat eiser demonstratief niet heeft deelgenomen aan de cursus. De rechtbank wijst erop dat de verplichting tot medewerking aan de EMG-cursus dwingendrechtelijk is en dat het CBR geen ruimte heeft voor een belangenafweging. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn situatie uitzonderlijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed en zijn griffierecht wordt niet teruggegeven.