ECLI:NL:RBZWB:2025:5298
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring bezwaarschrift DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2025 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een minderjarige veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel. De veroordeelde was op 29 oktober 2024 door de kinderrechter veroordeeld voor mishandeling, bedreiging en smaad. Het bezwaarschrift werd op 23 december 2024 ingediend en de behandeling vond plaats in besloten raadkamer op 27 mei 2025. De veroordeelde was niet verschenen, maar haar advocaat, mr. R. el Bellaj, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend. De veroordeelde voerde aan dat het DNA-onderzoek in haar geval niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en haar minderjarigheid. De officier van justitie stelde echter dat er geen uitzonderingen van toepassing waren volgens de Wet DNA. De rechtbank oordeelde dat het DNA-onderzoek wel degelijk van belang was voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, en dat de omstandigheden van de veroordeelde niet voldoende waren om het bezwaar gegrond te verklaren.
De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde, ondanks haar minderjarigheid, een hoog recidivegevaar vertoonde en dat de argumenten van de raadsman niet overtuigend waren. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarbij zij ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid van advocaten benadrukte in het kader van gefinancierde rechtsbijstand. De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier J.A.C.M. van 't Westende.