Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig, zoals vastgesteld door de RDW op 24 april 2023. De betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, heeft het beroep ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De boete, oorspronkelijk vastgesteld op € 400,-, werd daarom met 25% gematigd. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waardoor de boete werd vastgesteld op € 300,-, met bijkomende administratiekosten van € 9,-. Tevens is de officier van justitie opgedragen om het bedrag van € 100,- dat de betrokkene te veel had betaald aan zekerheidstelling terug te betalen. De proceskostenvergoeding voor de betrokkene is vastgesteld op € 453,50, ter compensatie van de kosten die zijn gemaakt in de fase waarin de redelijke termijn was overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.