ECLI:NL:RBZWB:2025:5202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
10752572 MB VERZ 23-1083
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door de RDW op 6 juli 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de bromfiets sinds 30 april 2019 kapot was en in de schuur stond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 26 augustus 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheid. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10752572 \ MB VERZ 23-1083
CJIB-nummer: 1062 5422 5172 1364
uitspraakdatum: 25 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden geconstateerd door de RDW op 6 juli 2022 om 17.02 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De kapotte scooter staat sinds 30 april 2019 in de schuur. De scooter moet eigenlijk naar de stort maar betrokkene heeft daar niet de mogelijkheden toe. Direct na zijn vakantie heeft betrokkene de scooter geschorst. De schorsing verliep op 5 juni 2022 en is op 24 juli 2022 verlengd. Op 26 augustus 2022 heeft betrokkene een boete hiervoor ontvangen. Verzocht wordt de sanctie te matigen. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding. De proceskostenvergoeding dienen uitsluitend bevrijdend te worden betaald aan [bedrijf] B.V. (Verkeersboete.nl).
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier bevat een uitdraai van het RDW waaruit blijkt dat het voertuig op de peildatum 6 juli 2022 niet was verzekerd. Het voertuig dient te worden verzekerd of te worden geschorst. Het nalaten hiervan komt in beginsel voor rekening en risico van de kentekenhouder.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de gegevens van het RDW - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Het is de verplichting van de kentekenhouder ervoor te zorgen dat het voertuig is verzekerd of geschorst. Het niet doen daarvan komt in beginsel voor rekening en risico van de kentekenhouder.
De boete is dus terecht opgelegd.

Overschrijding redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 26 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met tien maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 277,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 92,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: