Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de N65 bij Udenhout op 27 mei 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep verdedigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat resulteerde in een matiging van de boete met 25%. Daarnaast werd vastgesteld dat de betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie, wat ook leidde tot een verdere matiging van de boete met 25%. Uiteindelijk werd de boete vastgesteld op € 70,87, met een terugbetaling van € 55,13 aan de betrokkene voor te veel betaalde zekerheid. De proceskostenvergoeding voor de betrokkene werd vastgesteld op € 453,50. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.