ECLI:NL:RBZWB:2025:5195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
10835464 MB VERZ 23-1283
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige gehandicaptenparkeerkaart. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt ingenomen dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat er geen duidelijk zichtbaar bord was dat aangaf dat het een gehandicaptenparkeerplaats betrof. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn en een schending van de hoorplicht, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 174,37, met een terugbetaling van € 135,63 aan de betrokkene voor te veel betaalde zekerheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10835464 \ MB VERZ 23-1283
CJIB-nummer: 3062 5422 5150 7286
uitspraakdatum: 25 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehand. parkeerkaart op de Gasstraat ter hoogte van pand [nummer] te Tilburg op 23 juli 2022 om 20:02 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene zijn voertuig staat niet in een vak die is afgekruist en waarbij een bord duidelijk en haaks op het vak staat. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Nu er geen bord E6 zichtbaar was voor dat vak kan er geen enkele sprake zijn van het parkeren in een gehandicapten parkeervak. Daarnaast is er geen foto gemaakt van het voertuig tezamen met een bord E6. Het voertuig van betrokkene staat wel links op de foto, maar dit is voor het hekwerk. Het hek impliceert dat je tot daar mag parkeren en verder niet. Tot waar geldt die genoemde de pijl dan mocht dit al een parkeerverbod zijn. Vervolgens betekend de pijl op het bord E6 volgens jurisprudentie “bewegwijzering” en geldt voor verderop “ergens”, tot er een bord E6 geplaatst staat bij het desbetreffende vak, wat hier dus niet het geval is. Verder spreken de borden elkaar tegen. Er zou een gehandicaptenparkeerplaats zijn, maar door de kermis zijn het ineens normale parkeerplaatsen (te zien aan de P in het blauwe bord). Van een gehandicaptenparkeerplaats kan geen sprake zijn nu er een parkeerverbod gold. Tot slot voert gemachtigde aan dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De sanctie dient met 25% gematigd te worden. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging kan op basis van de foto’s in het dossier voldoende worden vastgesteld. Betrokkene is bij de officier van justitie niet de gelegenheid geboden om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een bestuurder van een voertuig dient zich ervan te vergewissen dat parkeren of stilstaan op een bepaalde gelegenheid is toegestaan. Dit is een eigen verantwoordelijkheid.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 17 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim tien maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Schending hoorplicht
Structurele schending van de hoorplicht in zaken waarin een betrokkene zich laat bijstaan door een professioneel gemachtigde is ook na 1 oktober 2023 blijven voortduren in een groot aantal (oude) zaken. De kantonrechter verbindt hieraan, onder verwijzing naar ECLI:NL:GHARL:2025:2852, het gevolg dat de betrokkene hiervoor dezelfde compensatie dient te krijgen als een betrokkene die in administratief beroep niet is bijgestaan door een professionele gemachtigde. De kantonrechter matigt het bedrag van de sanctie met 25 procent.
Er is geen sprake van een aan het bestuursorgaan (de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd) te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 13a, eerste lid, van de Wahv juncto artikel 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zodat de kosten, gemaakt in administratief beroep niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 174,37, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 135,63, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: