Uitspraak
1.Inleiding
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Conclusie en gevolgen
4.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 6 augustus 2025, wordt het beroep van een stichting tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van onroerende zaken vastgesteld op € 57.000 en het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank behandelt de vraag of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, aangezien de stichting niet voldoende heeft aangetoond dat de beschikking niet tijdig was ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de bekendmaking van de beschikking eind februari 2023 heeft plaatsgevonden en dat het bezwaarschrift pas op 25 maart 2024 door de heffingsambtenaar is ontvangen. De rechtbank wijst erop dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is aangetoond door de stichting.
Daarnaast verzoekt de stichting om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase niet is overschreden, waardoor er geen recht op schadevergoeding bestaat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de uitspraak op bezwaar en wijst het verzoek om schadevergoeding af.