ECLI:NL:RBZWB:2025:45
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om dwangsom in het belastingrecht en de kwalificatie als aanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 3 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 september 2023 beoordeeld. De inspecteur had in deze uitspraak beslist dat er geen dwangsom verschuldigd was aan de belanghebbende, omdat het verzoek om de dwangsom niet kwalificeerde als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2024 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur via een videoverbinding aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur in stand blijft. De rechtbank legt uit dat het verzoek om een dwangsom niet kan worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking, en dat de inspecteur het bezwaar van de belanghebbende niet ongegrond had moeten verklaren, maar niet-ontvankelijk. De rechtbank benadrukt dat de enkele omstandigheid dat een medewerker van de belastingtelefoon heeft aangegeven dat er geen reden was voor een conserverende aanslag, niet afdoet aan de juridische kwalificatie van het verzoek.
De rechtbank besluit dat de belanghebbende geen dwangsom verschuldigd is en dat hij geen griffierecht terugkrijgt, noch een vergoeding voor proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.