In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 7 april 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de officier van justitie toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft de boete daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene moet het teveel betaalde bedrag terugkrijgen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.