In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het onterecht gebruik van de claxon op de Boulevard te Roosendaal op 19 december 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep deels gegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene opnieuw beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 30 december 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene moet een bedrag van € 37,50 dat te veel als zekerheid is betaald, terugkrijgen. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 226,75. Het verzoek om vergoeding van de kosten van het uittreksel van de Kamer van Koophandel is afgewezen.