In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A17 te Moerdijk op 8 april 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., aangevoerd dat de betrokkene geen mobiele telefoon, maar een speaker vasthield en dat de redelijke termijn was overschreden. De zittingsvertegenwoordiger, mr. K. Kattick, heeft de kantonrechter verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en de boete met 25% te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 453,50. De kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 95,- aan de betrokkene terug te betalen.