In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Rooseveltlaan te Bergen op Zoom op 24 mei 2023. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 was de gemachtigde van betrokkene, Boetenu B.V., aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden en dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een verzoek om matiging van de boete. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een structurele schending van de hoorplicht, maar dat de redelijke termijn wel was overschreden. Daarom werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 226,75. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.