ECLI:NL:RBZWB:2025:4400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11211622 MB VERZ 24-552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 22 juni 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, Boetenu B.V., heeft het standpunt ingenomen dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene een brillenkoker vasthield en niet een mobiel apparaat, en dat de hoorplicht was geschonden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. K. Kattick, heeft het beroep deels gegrond verklaard en verzocht om matiging van de boete met 25% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat er geen reden was om aan deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter matigde de boete met 25% en kende een proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter droeg de officier op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer: 11211622 \ MB VERZ 24-552
CJIB-nummer: 7062 5422 5882 0732
uitspraakdatum: 19 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Boetenu B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. K. Kattick (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Stationsstraat te Bergen op Zoom op 22 juni 2023 om 11.04 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft geen mobiel elektronisch apparaat vastgehouden tijdens het rijden. Betrokkene had wel zijn brillenkoker in zijn handen. De verbalisant moet zich hebben vergist. De officier van justitie heeft de hoorplicht geschonden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding. Als aanvulling heeft gemachtigde nogmaals aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden. Gemachtigde heeft aangegeven niet af te willen zien van een hoorzitting. Gemachtigde verwijst naar arresten van hof Arnhem-Leeuwarden hierover (ECLI:NL:GHARL:2025:2852 en ECLI:NL:GHARL:2025:2912).
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging wordt na de staandehouding niet ontkend. Er is geen reden te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Gemachtigde verwijst naar twee arresten van hof Arnhem-Leeuwarden maar deze arresten hebben betrekking op andere situaties. De hoorplicht is geschonden maar dit heeft geen gevolgen nu er geen sprake is van een structurele schending van de hoorplicht. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden: ECLI:NL:GHARL:2024:5796.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd, een rode brillenkoker te hebben vastgehouden en geen zwarte telefoon, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant is getraind om vast te kunnen stellen of een weggebruiker een mobiele telefoon vast houdt of iets anders. Het verschil tussen een rode brillenkoker en een zwarte telefoon is erg groot, mede daarom is er geen reden te twijfelen aan de consatering van de gedraging.
De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
Gemachtigde heeft aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord. Het hof heeft in een arrest (ECLI:NL:GHARL:2024:5796) geoordeeld dat er een groep zaken is waarin betrokkenen door professioneel gemachtigden werden bijgestaan, waarbij de beroepen voor
1 oktober 2023 waren binnengekomen en waarin niet binnen de beslistermijn een hoorzitting kon worden gepland zodat het Parket CVOM niet tot horen kon overgaan. De beslissing om deze zaken zonder te horen af te doen is een eenmalige maatregel geweest, waardoor vanaf maart 2024 de hoorzittingen weer konden worden gevuld met zaken waarvan de beslistermijn nog niet was verstreken.
In deze zaak is na 1 oktober 2023 beslist door de officier van justitie op het administratief beroep, maar de motivering over hoge instroom van beroepschriften is slechts gebruikt in een (beperkte) batch zaken. Van een structurele schending van de hoorplicht is geen sprake, maar van een eenmalige maatregel om ervoor te zorgen dat daarna wel tijdig kon worden gehoord in alle gevallen. Er is geen sprake van schending van de hoorplicht.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 22 juni 2023 en is de redelijke termijn dus overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 285,-, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 95,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 226,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: