ECLI:NL:RBZWB:2025:4399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11183709 MB VERZ 24-507
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de autoweg A58 te Etten-Leur op 1 november 2022. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 was de gemachtigde van betrokkene, Boetenu B.V., niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. K. Kattick, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter besloot de boete te matigen met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die in dit geval meer dan zeven maanden was overschreden. De kantonrechter wijzigde de boete naar € 165,- en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 55,- terug te betalen aan betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 226,75 toegewezen aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer: 11183709 \ MB VERZ 24-507
CJIB-nummer: 2062 5422 5353 8380
uitspraakdatum: 19 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Boetenu B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. K. Kattick (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg op d Rijksweg A58 te Etten-Leur op
1 november 2022 om 19.45 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene reed met een hoge snelheid van 170 km/u en dan is het buitengewoon onpraktisch en potentieel gevaarlijk om voortdurend van baan te veranderen. Daarom besloot betrokkene op de linkerbaan te blijven rijden in een poging om de impact van zijn hoge snelheid op het overige verkeer te minimaliseren. Betrokkene betreurt het dat zijn rijbewijs is ingetrokken vanwege het rijden met zo’n hoge snelheid.
De officier van justitie heeft de hoorplicht geschonden omdat betrokkene graag een fysieke hoorzitting had gewild bij de officier van justitie. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding. Als aanvulling heeft gemachtigde aangevoerd dat voor ten hoogste drie overtredingen een administratieve sanctie mag worden opgelegd, een strafbeschikking worden uitgevaardigd of een proces-verbaal worden opgemaakt. Aan betrokkene is een beschikking opgelegd voor een gedraging met feitcode R301 en een strafbeschikking voor een overtreding voor het overschrijden van de maximum snelheid door 170 km/u te rijden op dezelfde pleeglocatie. Er had een melding gemaakt moeten worden dat langs twee trajecten een beschikking is opgelegd. Ook voert gemachtigde nog aan dat de redelijke termijn is overschreden en verzoekt daarom de sanctie te matigen met 25%.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De opgelegde beschikking, waarbij betrokkene verweten wordt 170 km/u te hebben gereden, wordt afgedaan via het strafrecht. Uit het dossier volgt niet dat deze overtreding op hetzelfde moment is begaan als deze gedraging en dat er een verband met elkaar is. Dat zowel de overtreding als de gedraging op de A58 is begaan maakt dit niet anders.
Gemachtigde heeft aangevoerd ten onrechte niet te zijn gehoord door de officier van justitie. De beslissing van de officier van justitie is genomen voor 1 oktober 2023. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar twee arresten van hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:6930/ECLI:NL:GHARL:2024:5796) hierover.
De hoorplicht is geschonden maar dit heeft geen gevolgen nu er geen sprake is van een structurele schending van de hoorplicht.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet betwist.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 1 november 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim zeven maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is dus gedeeltelijk gegrond. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskosten
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in € 165,-, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 55,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 226,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: