ECLI:NL:RBZWB:2025:4395

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11155893 MB VERZ 24-462
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene voerde aan dat hij een ongeluk had gehad en dat zijn moeder, die in de auto zat, over een geldige gehandicaptenparkeerkaart beschikte. Tijdens de zitting werd echter vastgesteld dat de kaart niet zichtbaar was en dat betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer. De officier van justitie had het beroep van betrokkene eerder ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter matigde de boete met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en nog eens 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van behandeling. De kantonrechter wijzigde de inleidende beschikking en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de naleving van redelijke termijnen in rechtszaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer: 11155893 \ MB VERZ 24-462
CJIB-nummer: 1062 5422 5110 7304
uitspraakdatum: 19 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. K. Kattick (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is samen met een tolk verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op de Van Swietenlaan te Bergen op Zoom op 15 juni 2022 om 15.24 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij een ongeluk had gehad en daarbij zijn been had verwond. Betrokkene stond samen met een vriend voor het ziekenhuis geparkeerd, dicht bij de ingang omdat hij een invalide was.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat zijn moeder over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt, toont deze en voert aan dat zijn moeder ook in de auto zat en dat betrokkene daarom de gehandicaptenparkeerkaart mocht gebruiken. Betrokkene heeft inderdaad de gehandicaptenparkeerkaart niet duidelijk zichtbaar achter de voorruit gelegd. Betrokkene is een alleenstaande ouder en woont bij zijn moeder. Betrokkene verzoekt een lagere boete op te leggen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene voert ter zitting pas aan dat zijn moeder over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt en dat zijn moeder bij hem in de auto zat. Dit heeft betrokkene echter onvoldoende aannemelijk gemaakt.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én verder te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
Formeel gezien heeft betrokkene te laat beroep ingesteld bij de kantonrechter. Betrokkene heeft aangevoerd geen brief te hebben ontvangen maar de zittingsvertegenwoordiger verwijst hierin naar een arrest van hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2025:2912). Subsidiair verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent dat de gehandicaptenparkeerkaart niet duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig lag.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gehandicaptenparkeerkaart gebruikt mocht worden ten tijde van constatering van de gedraging. Betrokkene heeft geen consistent verweer gevoerd over de passagiers in het voertuig.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 2 augustus 2022 is de redelijke termijn dus met ruim tien maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de reeds gematigde boete verder matigen met nog eens 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep op de inleidende beschikking is gelet hierop deels gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 174,37, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 75,63, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: