In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen op de Markendaalseweg te Breda op 11 mei 2023. De betrokkene stelde in zijn beroepschrift dat hij stil stond op het moment van het gebruik van zijn telefoon, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood dat de gedraging was verricht. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in administratieve procedures en de rol van de verklaring van de verbalisant in verkeersboetenzaken.