Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Motiveringsbeginsel
Verbod van willekeur en vertrouwensbeginsel
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 juni 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 755.000 per 1 januari 2022, en had tegelijkertijd een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 693.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld, maar de belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld en dat de aanslag OZB terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht, en dat de door de belanghebbende aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om de waarde van de woning in twijfel te trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.