Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Emerparklaan te Breda op 23 februari 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft vervolgens de inhoud van de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 187,50, met een proceskostenvergoeding van € 266,75 voor de betrokkene. De officier van justitie werd opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 62,50 terug te betalen aan de betrokkene.