ECLI:NL:RBZWB:2025:4204
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot arbeidskorting en belastingrente
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2023 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.868, en had tevens belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank constateert dat de inspecteur het bezwaar van de belanghebbende ongegrond heeft verklaard en dat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden omdat partijen hier niet om hebben gevraagd.
De rechtbank onderzoekt of de aanslag en de belastingrentebeschikking correct zijn opgelegd, aan de hand van de beroepsgronden van de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de aanslag en de belastingrentebeschikking naar de juiste hoogte zijn opgelegd. Belanghebbende ontving in 2023 een ziektewetuitkering en een werkloosheidswetuitkering van het UWV, maar de rechtbank oordeelt dat de ziektewetuitkering niet onder het arbeidsinkomen valt, waardoor belanghebbende geen recht heeft op arbeidskorting.
De rechtbank wijst erop dat het beroep ook betrekking heeft op de belastingrente, maar dat belanghebbende geen zelfstandige gronden tegen de belastingrente heeft aangevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking niet worden verminderd. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.