In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Financiën beoordeeld. Eiser had eerder een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), waarover de rechtbank in een eerdere uitspraak van 15 augustus 2024 had bepaald dat de minister binnen twee weken moest beslissen. Eiser stelt nu dat de minister deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en legt de minister op om binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de minister in gebreke blijft. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er worden geen proceskosten vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en bezwaarschriften, en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.