Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoekster] , verzoekster,
Procesverloop
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Het college van burgemeester en wethouders bepaalt in welke opvangvoorziening binnen de gemeente een ontheemde wordt geplaatst en is bevoegd een ontheemde naar een andere voorziening binnen de gemeente over te plaatsen indien dit in het belang van de openbare orde of de veiligheid van andere ontheemden noodzakelijk wordt geacht.Verzoekster bestrijdt dat deze belangen in haar geval aan de orde zijn. Zij stelt dat het belang van de openbare orde in artikel 9, eerste lid, van de Regeling ziet op het kunnen bestrijden van overlast. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient dit echter niet zo beperkt te worden gelezen. De omstandigheid dat in de totstandkomingsgeschiedenis met name aandacht is geweest voor het reguleren van mogelijke overlast, zoals verzoekster stelt, is daarvoor onvoldoende. In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is de zorg voor de opvang van ontheemden aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) opgedragen en daartoe is in artikel 9, eerste lid, van de Regeling de algemene bevoegdheid voor het college neergelegd om te bepalen waar binnen de gemeente een ontheemde wordt gehuisvest. Als aanvulling hierop is het college bevoegd tot overplaatsing indien dit (door het college) noodzakelijk wordt geacht in het belang van de openbare orde. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat een ordelijke uitvoering van de aan haar opgedragen taak, meer in het bijzonder de zorgvuldige verdeling van schaarse opvangcapaciteit direct raakt aan het belang van de openbare orde zoals dat moet worden gelezen in artikel 9, eerste lid, van de Regeling. [3]
“1. Het college van burgemeester en wethouders houdt bij uitvoering van deze regeling rekening met de specifieke situatie van kwetsbare ontheemden zoals minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, personen met ernstige ziekten en personen met mentale stoornissen. 2. Ter uitvoering van het eerste lid bepaalt het college van burgemeester en wethouders of de ontheemde bijzondere opvangbehoeften heeft.”Verzoekster wijst hierbij op haar leeftijd en op het feit dat zij slecht ter been is en slechtziend. Een verhuizing uit [plaats] zal volgens haar betekenen dat zij haar opgebouwde netwerk kwijtraakt, wat schadelijk zal zijn voor haar psychisch welbevinden. Verweerder heeft in reactie hierop terecht verwezen naar wat hierover is opgemerkt tijdens de behandeling van het bezwaar: De opvangbehoefte van verzoekster is eerder bij aanvang van de opvang onderzocht. Dat in die behoefte verandering zou zijn gekomen is niet objectief onderbouwd. Verzoekster zal verhuizen naar een gelijkwaardige opvanglocatie. Op deze locatie, [locatie] , zijn veel ouderen (80+) gehuisvest en de locatie is gunstiger gelegen ten opzichte van voorzieningen. Ook wijst verweerder erop dat de organisatie Buurtzorg ter plaatse persoonlijke begeleiding geeft en kan helpen bij het verkrijgen van een vervoerspas waarmee verzoekster haar contacten in [plaats] kan blijven onderhouden. Ter zitting van de voorzieningenrechter is ook besproken dat de door de dochters van verzoekster verleende mantelzorg op de nieuwe opvanglocatie kan worden gecontinueerd. De voorzieningenrechter stelt met verweerder vast dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waarmee onvoldoende rekening is gehouden.
Beslissing
www.rechtspraak.nl.