ECLI:NL:RBDHA:2024:17748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/15993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opvang van ontheemde Oekraïense verzoekster

Op 29 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense ontheemde. Verzoekster, die tijdelijke bescherming geniet, verzocht om voortzetting van haar opvang op het huidige adres, nadat het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen had besloten haar te verhuizen naar een andere locatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beslissing tot verhuizing op onjuiste grondslagen was genomen, aangezien de overplaatsing niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, maar als een feitelijke handeling. Dit betekende dat verzoekster bezwaar kon maken tegen de verhuizing.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van onverwijlde spoed, gezien de aangekondigde verhuisdatum. De rechter oordeelde dat de beslissing van verweerder om verzoekster te verhuizen niet kon worden gehandhaafd, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO). De voorzieningenrechter benadrukte dat de persoonlijke opvangbehoefte van verzoekster, waaronder haar beperkte mobiliteit en behoefte aan mantelzorg, in de heroverweging van het bezwaar opnieuw in acht genomen diende te worden.

De rechter heeft besloten dat de opvang van verzoekster in haar huidige woning moet worden voortgezet tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/15993

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder,
(gemachtigden: mr. I. Francke en [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 7 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat zij uiterlijk op 13 december 2023 diende te verhuizen van de aan haar op grond van de RooO [1] toegewezen woning [adres 1] te [plaats 1] , [gemeente] . Op dit bezwaar is nog niet beslist.
Bij brief van 25 september 2024 heeft verweerder aan verzoekster meegedeeld dat de opvang voor ontheemden uit Oekraïne aan de [straat] te [plaats 1] zal worden beëindigd en dat zij op 14 oktober 2024 zal moeten verhuizen naar een andere opvanglocatie binnen de [gemeente] . Hierop heeft verzoekster bezwaar aangevuld.
Bij brief van 2 oktober 2024 heeft verweerder bekend gemaakt dat verzoekster wordt geplaatst op de [locatie] te [plaats 2] , [gemeente] .
Verzoekster heeft op 8 oktober 2024 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de opvang in de woning [adres 1] wordt voortgezet.
Verweerder heeft op 10 oktober 2024 een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft verweerder toegezegd dat de verhuizing van verzoekster wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 oktober 2024, gelijktijdig met procedure AWB 24/15992, op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. H.A.C. Klein Hesselink als waarnemer van haar gemachtigde. Verder waren ter zitting aanwezig [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Als tolk is verschenen [naam 3] .
Overwegingen
1. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [2] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van de Awb staat voor een belanghebbende de mogelijkheid open om tegen een besluit bezwaar te maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en om daarna beroep in te stellen bij de bestuursrechter. [3] Vreemdelingen kunnen daarnaast bezwaar maken tegen feitelijke handelingen. Een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig wordt op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw [4] gelijkgesteld met een beschikking op grond van die wet. Tegen een daarop genomen beslissing op bezwaar staat vervolgens beroep open bij de vreemdelingenrechter.
3. Verzoekster heeft de Oekraïense nationaliteit en is daarmee vreemdeling in de zin van de Vw. Zij heeft tijdelijke bescherming als ontheemde en wordt daartoe opgevangen in de [gemeente] . De beslissing om de opvang op dit adres stop te zetten en om verzoekster te verhuizen naar een andere locatie binnen de [gemeente] heeft geen rechtsgevolgen, voor zover het recht op opvang daarbij niet wordt beëindigd of beperkt. De overplaatsing is dan geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de overplaatsing in dat geval wel aan te merken als een feitelijke handeling zoals bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw, waartegen verzoekster bezwaar kan maken en waarna in geval van een ongegrond bezwaar beroep bij de rechtbank open staat. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter zich bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en zo nodig een voorlopige voorziening te treffen. Gelet op de aangekondigde verhuisdatum wordt daarnaast onverwijlde spoed aangenomen.
4. Met ingang van 1 juli 2024 is de zorg voor de opvang van ontheemden niet langer opgedragen aan de burgemeester, maar aan het college van burgemeester en wethouders. [5] Uit de stukken en de mondelinge behandeling van het verzoek volgt dat verweerder zich op grond van artikel 7, eerste lid, van de RooO bevoegd acht om verzoekster over te plaatsen naar een andere opvangvoorziening binnen de gemeente. Reden voor de overplaatsing is de wens van verweerder om de beschikbare opvangplaatsen voor ontheemden binnen de gemeente optimaal te benutten. De woning van verzoekster kan volgens verweerder door een gezin van vier personen worden bewoond.
5. De voorzieningenrechter twijfelt aan de juistheid van de grondslag voor de beslissing. Artikel 7, eerste lid, van de RooO luidt:
“De burgemeester kan de verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, beperken of intrekken indien: a. de opvang van de ontheemde beëindigd wordt omdat opvang (of onderdak) elders is voorzien;”Artikel 6, eerste lid, van de RooO luidt: “
De opvang omvat in elk geval de volgende verstrekkingen: a. onderdak in opvangvoorzieningen die een toereikend huisvestingsniveau bieden.”Verweerder beoogt met zijn beslissing een concrete verstrekking (opvangvoorziening) te vervangen door een gelijkwaardige voorziening, terwijl de opvang (in brede zin) binnen de gemeente wordt gecontinueerd. Artikel 7, eerste lid, onder a, van de RooO lijkt daarentegen slechts toepasbaar indien de opvang (in brede zin) wordt beëindigd. Die beëindiging moet bovendien samenhangen met het “elders” voorhanden zijn van opvang (of onderdak), wat in geval van beëindiging van de opvang in brede zin lijkt te moeten worden opgevat als opvang dan wel onderdak in een andere gemeente. Bij deze uitleg berust de in bezwaar bestreden beslissing op een onjuiste grondslag.
6. In dit verband is ook de uitleg van artikel 9 van de RooO van belang. Dit artikel luidt:
“1. De burgemeester bepaalt in welke opvangvoorziening binnen de gemeente een ontheemde wordt geplaatst en is bevoegd een ontheemde naar een andere voorziening binnen de gemeente over te plaatsen indien dit in het belang van de openbare orde of de veiligheid van andere ontheemden noodzakelijk wordt geacht. 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, zorgt de burgemeester ervoor dat de eenheid van het gezin in de mate van het mogelijke en met instemming van de betrokken gezinsleden bewaard wordt.”Artikel 9 van de RooO regelt met deze bewoordingen uitdrukkelijk de plaatsing en overplaatsing van ontheemden en lijkt daarom hier van toepassing te zijn. De gedwongen verhuizing van verzoekster is immers niets anders dan een (her)plaatsing of overplaatsing. Genoemde bepalingen wijzen echter niet op een ongeclausuleerde bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, maar bestaat alleen in de in het tweede lid genoemde gevallen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat toepassing van deze bevoegdheid in dit geval niet aan de orde is.
7. Gelet op het voorgaande dient er rekening mee te worden gehouden dat de bestreden beslissing in bezwaar niet kan worden gehandhaafd.
8. Indien moet worden aangenomen dat verzoekster op grond van de RooO kan worden overgeplaatst, zal verweerder in het kader van de heroverweging in bezwaar opnieuw de persoonlijke opvangbehoefte van verzoekster in zijn beoordeling moeten betrekken, waaronder haar beperkte mobiliteit en haar behoefte aan mantelzorg van haar dochters. In dat verband stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster het voorstel heeft gedaan om samen met haar [dochter] en [kleindochter] op het adres [adres 1] te wonen, zodat deze woning doelmatiger wordt benut. De dochter en kleindochter van verzoekster zijn eveneens ontheemden en wonen op dit moment zelfstandig op het [adres 2] . Zij hebben eveneens bezwaar gemaakt tegen het bericht dat zij moeten verhuizen en in afwachting van de uitkomst van het bezwaar gevraagd om een voorlopige voorziening (AWB 24/15992).
9. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding voor het treffen van de voorlopige voorziening dat de opvang van verzoekster in haar huidige woning wordt voortgezet tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
10. De voorzieningenrechter zal daarbij bepalen dat verweerder aan verzoekster een vergoeding dient te betalen voor de door haar gemaakte kosten voor rechtsbijstand in deze procedure. Deze betreffen het indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de mondelinge behandeling door de gemachtigde. Op grond van het Bpb [6] worden deze kosten vastgesteld op een bedrag van € 875.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • bepaalt dat de opvang van verzoekster in het kader van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne op het adres [adres 1] te [plaats 1] moet worden voortgezet tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro), te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan op 29 oktober 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Regeling opvang ontheemden Oekraïne.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Artikelen 8:1, 7:1, eerste lid, en 6:4, eerste lid, van de Awb.
4.Vreemdelingenwet 2000
5.Artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne.
6.Besluit proceskosten bestuursrecht.