ECLI:NL:RBZWB:2025:3747

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
24/4088 WW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WW-uitkering en boete wegens schending inlichtingenplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2025, wordt de herziening en terugvordering van de WW-uitkering van eiseres behandeld. Eiseres, die sinds 14 maart 2014 werkzaam was bij een bedrijf, had op 9 januari 2018 een WW-uitkering aangevraagd, welke op 18 januari 2018 werd toegekend. Na een ziekmelding op 12 december 2019 en een beëindiging van de ZW-uitkering op 1 maart 2021, ontving het UWV anonieme meldingen dat eiseres werkzaamheden verrichtte bij een winkel. Na onderzoek concludeerde het UWV dat eiseres de inlichtingenplicht had geschonden door deze werkzaamheden niet te melden. Het UWV herzag de WW-uitkering en vorderde ten onrechte betaalde bedragen terug, en legde een boete op wegens schending van de informatieplicht. Eiseres betwistte de beschuldigingen en stelde dat het UWV niet voortvarend had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld en dat eiseres de inlichtingenplicht had geschonden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen gelijk in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4088 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.J. Brosius),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: drs. S. Barto).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de herziening en terugvordering van de uitkering van eiseres op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de aan haar opgelegde boete. Eiseres is het daarmee niet eens. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de herziening, terugvordering en boete standhouden. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond.

Procesverloop

2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 maart 2024 (bestreden
besluit).
2.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres is met ingang van 14 maart 2014 werkzaam geweest bij [bedrijf 1] . In verband met het eindigen van deze werkzaamheden heeft eiseres op 9 januari 2018 bij het UWV een WW-uitkering aangevraagd. Met een besluit van 18 januari 2018 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 2 januari 2018 een WW-uitkering toegekend.
3.1.
Op 12 december 2019 heeft eiseres zich met ingang van 11 december 2019 ziekgemeld. Aan eiseres is met ingang van 11 maart 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een eerstejaars ZW-beoordeling heeft het UWV de ZW-uitkering met ingang van 1 maart 2021 beëindigd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.2.
Op 6 april 2020 heeft het UWV een anonieme tip ontvangen dat eiseres werkt en een winkel is gestart. Het UWV is vervolgens een onderzoek gestart. In een Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 5 mei 2021 komt de inspecteur tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat eiseres werkt of heeft gewerkt in de winkel [bedrijf 2] .
3.3.
Met een besluit van 12 februari 2021 heeft het UWV de WW-uitkering met ingang van 1 maart 2021 voortgezet. Met een besluit van 2 juni 2021 heeft het UWV de WW-uitkering van eiseres stopgezet.
3.4.
Op 1 april 2021 heeft het UWV nogmaals een anonieme melding ontvangen dat eiseres werkt bij [bedrijf 2] . Daarna is het UWV weer een onderzoek gestart. In dat kader zijn over de periode van 2 tot en met 18 november 2021 waarnemingen verricht. Eiseres is vervolgens op 29 november 2021 in persoon gehoord en op 22 en 27 december 2021 telefonisch gehoord. Dit onderzoek heeft geleid tot het Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 20 december 2021.
3.5.
Op 20 april 2021 heeft eiseres zich ziekgemeld. Met een besluit van 14 juni 2021 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 24 mei 2021 een ZW-uitkering verstrekt. In verband met inkomsten heeft het UWV nadien de ZW-uitkering over de periode van 1 juni 2020 tot en met 29 november 2021 herzien en een bedrag van € 12.393,99 aan ten onrechte betaalde ZW-uitkering teruggevorderd.
3.6.
Met een besluit van 24 januari 2023 (primair besluit I) heeft het UWV de WW-uitkering van eiseres met ingang van 1 maart 2021 herzien en de ten onrechte betaalde uitkering over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 mei 2021 ten bedrage van
€ 2.512,90 teruggevorderd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat eiseres heeft gewerkt bij [bedrijf 2] en daarvan ten onrechte geen melding heeft gedaan aan het UWV.
Met een besluit van 24 januari 2023 (primair besluit II) heeft het UWV aan eiseres, vanwege schending van de informatieplicht, een boete van € 1.160,- opgelegd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I en II.
3.7.
Met het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren ongegrond verklaard. Volgens het UWV is de WW-uitkering van eiseres terecht herzien en teruggevorderd en is terecht een boete opgelegd. Daarbij is rekening gehouden met geringe verwijtbaarheid.
4. Eiseres betwist dat zij werkzaamheden heeft verricht bij [bedrijf 2] en dus ook dat zij de inlichtingenplicht geschonden heeft. De inspecteur heeft in de rapportage van 5 mei 2021 ook geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat eiseres werkzaamheden heeft verricht. Er is geen grond voor herziening, terugvordering of een boete.
Daarnaast heeft het fraudeonderzoek veel te lang geduurd. Eiseres is daarbij door de fraude-inspecteur in de veronderstelling gebracht dat het UWV niet zou overgaan tot herziening en terugvordering. Lange tijd later is het UWV daartoe echter alsnog overgegaan, terwijl eiseres erop mocht vertrouwen dat het UWV dat niet zou doen. Eiseres meent dat op grond van dringende redenen afgezien moet worden van herziening en terugvordering.
5. De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
6. In geschil is of het UWV op goede gronden de WW-uitkering van eiseres met ingang van 1 maart 2021 heeft herzien, de ten onrechte betaalde WW-uitkering
over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 mei 2021 heeft teruggevorderd en aan haar een boete heeft opgelegd.
Voor zover eiseres grieven heeft aangevoerd met betrekking tot de herziening en terugvordering van de ZW-uitkering overweegt de rechtbank dat die grieven in deze procedure, die enkel ziet op de WW-uitkering, niet aan de orde kunnen komen.
Herziening en terugvordering
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaat het bij herziening en terugvordering van een WW-uitkering om een voor betrokkene belastend besluit. Dit brengt met zich dat op het UWV de bewijslast rust ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om tot herziening en terugvordering van de uitkering over te gaan. Als het UWV aan deze bewijslast heeft voldaan, ligt het vervolgens op de weg van betrokkene om de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken. [1]
6.2.
Het UWV heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat eiseres heeft gewerkt bij [bedrijf 2] en daarvan ten onrechte geen melding heeft gedaan aan het UWV.
6.3.
Eiseres heeft op 29 november 2021 verklaard:
‘Op de dinsdag, zaterdag en als ik met een vriendin afspreek dan ben ik even op de zaak. Deze zaak is ech ons kindje. Op Facebook doe ik ook wat activiteiten omdat ik dat echt leuk vind. (..) Ik ben er misschien 20, of 15 uur per week. (…) De buren zouden zeggen dat zij mijn regelmatig zien in de winkel. De buren zouden het zien als werkzaamheden. Ik zie het als therapie. (…) Ik ben er heel eerlijk over geweest dat ik in de winkel sta. (…)
In het onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van december 2021 is op de vraag vanaf wanneer eiseres werkzaamheden verricht als datum 22 juni 2020 tot 29 november 2021 genoemd. Verder is aangegeven dat dit is gemeld in een telefoongesprek met eiseres in december 2021.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van eiseres afdoende dat zij ten tijde van belang werkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden kunnen niet worden aangemerkt als therapie, omdat zij zijn verricht in het economisch verkeer en het verkrijgen van geldelijk voordeel ermee is beoogd, dan wel volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs kon worden verwacht. Het al dan niet daadwerkelijk ontvangen van een vergoeding is hierbij niet van belang. De werkzaamheden zijn dan ook te beschouwen als werkzaamheden uit hoofde waarvan eiseres op grond van de WW niet als werknemer wordt beschouwd als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de WW. De hoedanigheid van werknemer is daardoor verloren gegaan. Door van haar werkzaamheden geen melding te maken aan het UWV heeft eiseres de inlichtingenplicht van artikel 25 van de WW geschonden. Het UWV was dan ook gehouden tot herziening en terugvordering van de WW-uitkering over te gaan.
Het UWV heeft op zitting toegelicht dat bij de berekening van de terugvordering is uitgegaan van 15 uur per week en het minimumloon. De rechtbank acht dit, gelet op de eigen verklaring van eiseres, navolgbaar.
6.5.
De CRvB ziet het begrip dringende reden voortaan als een open norm waarbinnen het UWV, tegenover het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald, de relevante feiten en omstandigheden zodanig moet afwegen dat die afweging een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal kunnen doorstaan. Daarbij moet niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. [2]
6.6.
Uit het dossier volgt niet dat het UWV een aandeel heeft gehad in de oorzaak van de herziening en terugvordering. Ook blijkt niet dat het UWV bij zijn onderzoek niet voortvarend heeft gehandeld. Eiseres heeft wel een aandeel gehad in het ontstaan van de herziening en terugvordering. Zij heeft nagelaten het UWV te informeren dat zij werkte bij [bedrijf 2] terwijl zij moest weten dat deze informatie van belang was voor haar recht op WW-uitkering. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te concluderen dat het UWV op grond van een dringende reden van herziening en terugvordering had moeten afzien.
6.7.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel van eiseres slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat van de zijde van het UWV toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het UWV in haar geval zou afzien van herziening en terugvordering
Boete
6.8.
Conform vaste rechtspraak geldt voor het opleggen van een boete dat het UWV moet aantonen dat de inlichtingenplicht is geschonden. [3]
Met de verklaringen van eiseres heeft het UWV aangetoond dat eiseres de inlichtingen-plicht heeft geschonden door geen melding te doen van haar werkzaamheden bij [bedrijf 2] . Het niet nakomen van de inlichtingenverplichting is eiseres te verwijten. Het UWV was daarom verplicht om aan eiseres een boete op te leggen. Eiseres heeft de hoogte van de boete niet betwist. Ter zitting is gebleken dat zij de boete inmiddels volledig heeft voldaan.
Voorzover eiseres zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat de cautie te laat is gegeven, overweegt de rechtbank dat zij dit standpunt niet deelt. Blijkens het gespreksverslag van 29 november 2021 is eiseres er namelijk op gewezen dat zij niet tot antwoorden verplicht is. Dat is ook tijdens een gesprek op 22 december 2021 gebeurd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Als gevolg hiervan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 17 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Werkloosheidswet
Artikel 8
1. Een persoon wiens dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk is geëindigd, behoudt de hoedanigheid van werknemer, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, behalve als die werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.
Artikel 22a
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet het UWV een dergelijk besluit of trekt het dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 24, 25 of 26 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
b. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 25 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 25
1. De werknemer is verplicht aan het UWV op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald. (…)
Artikel 27a
1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 25. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 25, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 25, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 36
1. De uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a of 27 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het UWV teruggevorderd. (…)
6. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:36).
2.bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2025 (ECLI:NL:CRVB:20254:36).
3.uitspraak van 2 april 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:530).