Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Midden-Brabantweg te Kaatsheuvel op 2 januari 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 zijn zowel de gemachtigde van de betrokkene als de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat er onvoldoende bewijs was om de boete te rechtvaardigen. De zittingsvertegenwoordiger vroeg om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, verwijzend naar de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar erkende ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op om de proceskosten van de betrokkene te vergoeden. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd verlaagd tot € 262,50, met een terugbetaling van € 87,50 aan de betrokkene voor te veel betaalde zekerheidstelling, en een proceskostenvergoeding van € 907,00 werd toegekend.