Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld door kantonrechter W.H.C. van Eck in Tilburg. De betrokkene was vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, terwijl de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Bosscheweg (N65) te Berkel-Enschot op 14 februari 2023. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding, omdat de verbalisant belast was met het vervoer van een arrestant. Hierdoor was het terecht dat de boete aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op om de proceskosten van de betrokkene te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de griffier op 2 mei 2025.