ECLI:NL:RBZWB:2025:3355

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11345077 \ MB VERZ 24-1385
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de A58 te Ulvenhout op 3 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de verbalisant niet voldoende heeft toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid was om betrokkene staande te houden. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat uit de foto die als bewijs is overgelegd, blijkt dat betrokkene daadwerkelijk een mobiel elektronisch apparaat vasthield. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de boete werd gematigd. De proceskostenvergoeding is berekend op basis van de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete verlaagd tot € 262,50 en de officier van justitie opgedragen het te veel betaalde bedrag van € 87,50 aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11345077 \ MB VERZ 24-1385
CJIB-nummer: 6062 5422 5360 5756
uitspraakdatum: 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de A58 (links) te Ulvenhout op 3 november 2022 om 10:04 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de verbalisant niet specifiek genoeg aangeeft waarom er geen reële mogelijkheid bestond om staande te houden. Gemachtigde stelt dat de verklaring van de verbalisant dermate summier is, dat daaruit niet blijkt wat de omstandigheden van het geval waren, waardoor niet goed beoordeeld kan worden of er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Gemachtigde verwijst naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaruit een nieuwe lijn volgt omtrent artikel 5 Wahv. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde deze beroepsgrond ingetrokken en (in plaats daarvan) aangevoerd dat betrokkene de gedraging ontkent en de foto onduidelijk vindt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de foto is duidelijk te zien dat betrokkene een mobiel elektronisch apparaat vasthoudt, waardoor de gedraging kan worden vastgesteld. Wel is de redelijke termijn overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit de foto blijkt duidelijk dat betrokkene op zijn telefoon zit te kijken.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 15 november 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna zes maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De kantonrechter zal het beroep gegrond verklaren en de feitcode en het boetebedrag wijzigen. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskosten
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 87,50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: