Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de A58 te Ulvenhout op 3 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de verbalisant niet voldoende heeft toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid was om betrokkene staande te houden. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat uit de foto die als bewijs is overgelegd, blijkt dat betrokkene daadwerkelijk een mobiel elektronisch apparaat vasthield. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de boete werd gematigd. De proceskostenvergoeding is berekend op basis van de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete verlaagd tot € 262,50 en de officier van justitie opgedragen het te veel betaalde bedrag van € 87,50 aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.