ECLI:NL:RBZWB:2025:3351

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11100659 \ MB VERZ  24-591
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A27 te Nieuwendijk op 27 maart 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de betrokkene niet was staande gehouden en de redelijke termijn was overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was bewezen, maar dat de redelijke termijn was overschreden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene kan binnen 6 weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11100659 \ MB VERZ 24-591
CJIB-nummer: 4062 5422 5670 8049
uitspraakdatum: 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg (A27) te Nieuwendijk op 27 maart 2023 om 15:22 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene zich niet met de beslissing van de officier van justitie kan verenigen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene ten onrechte niet is staandegehouden en dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden. Ook is wat in het aanvullend proces-verbaal staat verschillend met wat in het zaakoverzicht is aangegeven door de verbalisant. Daarin staat namelijk dat de verbalisant betrokkene één minuut lang volgde en onbelemmerd in het voertuig heeft gekeken, waardoor gemachtigde niet snapt hoe de verbalisant betrokkene ineens uit het zicht heeft kunnen verliezen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting een aanvullend proces-verbaal overhandigd waaruit volgens haar volgt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond aangezien de verbalisant reed in een voertuig dat niet was voorzien van stopmiddelen. Ook was sprake van verkeersdrukte, bestaande uit onder andere veel vrachtverkeer waardoor de verbalisant betrokkene uit het oog verloor.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de verbalisant reed in een personenauto die niet als politievoertuig herkenbaar was en niet beschikte over stopmiddelen, zwaailicht of sirene. Wegens verkeersdrukte was er geen (andere) mogelijkheid tot staandehouding en is de verbalisant betrokkene uit het oog verloren.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er in deze verkeerssituatie dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 5 april 2023 en is de redelijke termijn dus met meer dan een maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskosten
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 285, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 95,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: