ECLI:NL:RBZWB:2025:3289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
25/213 KINDER
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag lichte toets voor schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een bedrag van € 30.000 op basis van de lichte toets behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft. Dit procesbelang is essentieel voor de ontvankelijkheid van het beroep en moet reëel en actueel zijn. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Dienst Toeslagen, dat op 31 juli 2023 was afgegeven op basis van een integrale toets. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 24 februari 2025 al geoordeeld dat er geen procesbelang was, omdat de integrale toets een grondigere beoordeling biedt dan de lichte toets. Eiseres heeft niet gereageerd op verzoeken van de rechtbank om haar procesbelang te verduidelijken, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat er geen reden was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Hierdoor wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiseres geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/213 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

Dienst Toeslagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om op grond van de lichte toets een bedrag van € 30.000 aan haar te betalen. [1]
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient, voordat tot een inhoudelijke beoordeling kan worden gekomen, ambtshalve te beoordelen of eiseres procesbelang bij deze procedure heeft. Procesbelang is het belang dat eiseres heeft bij de uitkomst van de procedure. Het moet gaan om een reëel en actueel belang. [2]
2.1
Uit het beroepschrift blijkt dat eiseres met haar beroep wil bereiken dat aan haar op basis van de lichte toets een bedrag van € 30.000 wordt toegekend. Op 31 juli 2023 heeft verweerder echter ook al een besluit afgegeven op basis van de integrale toets. Ook bij deze toets heeft verweerder geen reden gezien om eiseres als gedupeerde aan te merken en aan haar € 30.000 te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze integrale beoordeling en dit bezwaar loopt nog.
2.2
Op 24 februari 2025 heeft de rechtbank in een soortgelijke zaak geoordeeld dat er geen sprake is van procesbelang. [3] Daarbij is overwogen dat de integrale beoordeling een intensievere toets is dan de lichte toets, waarin de beoordeelde aspecten van de lichte toets worden meegenomen. Hierbij wordt ook gekeken of eiseres toch recht heeft op de € 30.000 uit de lichte toets. Met de integrale herbeoordeling wordt dus een volledige, grondigere herbeoordeling van het verzoek van eiseres gedaan. De uitkomst van die procedure bepaalt of eiseres uiteindelijk wel of niet als gedupeerde kan worden aangemerkt. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat eiseres met het ingestelde beroep geen reëel en actueel belang meer heeft. De beroepsgronden die zij heeft aangevoerd tegen de uitkomst van de lichte toets, kunnen aan de orde komen in het bezwaar tegen de integrale herbeoordeling.
2.3
Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak heeft de griffier de gemachtigde van eiseres diverse malen proberen te bellen om te bespreken of eiseres een procesbelang heeft. Op terugbelverzoeken is echter niet gereageerd. Op 30 april 2025 heeft de rechtbank schriftelijk aan eiseres gevraagd om binnen twee weken na verzending van deze brief mee te delen of er een procesbelang is en zo ja, dit belang toe te lichten. De rechtbank heeft echter geen reactie ontvangen. Ook nadat nogmaals op 20 mei 2025 telefonisch contact is opgenomen met het verzoek te reageren op de vraagstelling in de brief van 30 april 2025 heeft de rechtbank geen reactie ontvangen. Tijdens dit telefoongesprek is door medewerker van het kantoor van de gemachtigde van eiseres desgevraagd bevestigd dat de brief van 30 april 2025 is ontvangen.
2.4
Omdat eiseres niet heeft gereageerd op de brief van 30 april 2025, is de rechtbank niet gebleken dat er in het geval van eiseres anders geoordeeld zou moeten worden over het procesbelang dan in de uitspraak van 24 februari 2025. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten, omdat ook al op het moment dat zij beroep instelde, er geen procesbelang meer was.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 27 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van de Catshuisregeling, artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie Toeslagen, voorheen vond deze regeling zijn grondslag in het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (ingetrokken in
2.ECLI:NL:RVS:2025:2279 overweging 4.1