Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Visserstraat 1 te Breda op 10 oktober 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de wegindeling niet als voetgangersgebied kon worden aangemerkt en er geen waarschuwingsbrief was verzonden. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de gedraging terecht was vastgesteld en dat de boete niet onterecht was opgelegd, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden. Daarom heeft de kantonrechter de boete gematigd met 25% en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene.