In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V., heeft ingesteld tegen het UWV. Eiseres had op 12 september 2024 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de uitkering van een (ex-)werknemer, welke aanvraag op 16 september 2024 door het UWV is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag, aangezien de beslistermijn van acht weken op 11 november 2024 verstreken was. Eiseres heeft het UWV op 18 november 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt het UWV een termijn van vier maanden op om alsnog een besluit te nemen, en bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks op 25 april 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.