ECLI:NL:RBZWB:2025:2249
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, een BV, had op 7 december 2023 een brief gestuurd naar de belastingdienst, die op 11 december 2023 was ontvangen. Deze brief werd door de inspecteur als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 24 november 2023. De rechtbank stelde vast dat de brief van de belanghebbende pas na deze termijn was ontvangen, waardoor het beroep niet tijdig was ingediend.
De rechtbank beoordeelde ook of het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar was. De belanghebbende voerde aan dat de gemachtigde pas op 7 december 2023 op de hoogte was gesteld van een relevant arrest van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde echter dat deze reden geen verontschuldiging vormde voor de termijnoverschrijding. Er was geen sprake van omstandigheden die aan de belanghebbende konden worden toegerekend, waardoor de rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten en geen proceskostenveroordeling opgelegd.