ECLI:NL:RBZWB:2025:2229
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025, wordt het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 30 april 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak werd het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat zij verweerder niet rechtsgeldig in gebreke had gesteld. Opposante had op 21 december 2022 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, maar verweerder had hierop niet tijdig beslist. Opposante stelde dat zij op 25 januari 2024 verweerder in gebreke had gesteld, maar de rechtbank had dit niet erkend.
Tijdens de behandeling van het verzet op 9 april 2025 waren zowel opposante als haar gemachtigde niet aanwezig. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, omdat zij tot de conclusie kwam dat opposante inderdaad rechtsgeldig in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan en dat het onderzoek in de beroepszaak hervat moest worden. De rechtbank heeft ook het beroep van opposante gegrond verklaard, omdat verweerder de beslistermijn had overschreden. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een vooraankondiging te verzenden en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijnen werden overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan opposante moet vergoeden.